De naam instellen
De ID van de server waarmee een verbinding moet worden gemaakt
Client-ID
1 Schedule server (Schemaserver)
Automatic connection using server name (Automatische verbinding door middel van
servernaam)
: als de schemaserver en -client op hetzelfde subnetwerk zitten, maakt de client een
verbinding met de servers door middel van hun naam.
Reconnecting another server when disconnected (Opnieuw verbinden met een andere server
wanneer de verbinding is verbroken)
: als een verbinding is gebroken, maakt de client automatisch een verbinding met een andere
server op hetzelfde subnetwerk.
Direct connection using IP address (Directe verbinding door middel van IP-adres)
: de client maakt een verbinding met de schemaserver met het ingevoerde IP-adres.
: de client kan een verbinding maken met de schemaserver, zelfs als ze niet op hetzelfde
netwerk zitten. Als de server echter een persoonlijke IP-adres op een particulier netwerk
heeft, kan de client geen verbinding maken met deze server. De schemaserver moet daarom
met een openbaar IP-adres op een netwerk zijn geïnstalleerd.
2 Content server (Inhoudsserver)
Connect content servers (Inhoudsservers verbinden)
: selecteer deze optie wanneer u een afzonderlijk schema en afzonderlijke inhoudsservers
wilt gebruiken.
: Als u deze optie selecteert, worden alle inhoudsbestanden gedownload of stroomsgewijs
verzonden van de opgegeven inhoudsserver en voert de schemaserver alleen de schema's en
het externe beheer uit.
Preferred IP (Voorkeurs-IP)
: voer het IP-adres in van de computer die werkt als de primaire inhoudsserver.
Alternate IP (Voorkeurs-IP)
: voer het IP-adres in van de computer die werkt wanneer er geen verbinding kan worden
gemaakt met de primaire inhoudsserver.
3 Name (Naam)
Server
: voer de naam in van de schemaserver waarmee de client een verbinding maakt.
Client
: stelt de naam in van de monitor die een verbinding moet maken met de schemaserver.
Tabblad Program (Programma)