_________________________________________________________________________________
PROBLEEM
Armen op hun transportsteunen,
het groene lampje van de
transportsteun is niet aan en de
foutlamp knippert. De stempels
werken niet.
Armen op hun transportsteunen,
het groene lampje van de
transportsteun is niet aan, de
foutlamp is niet aan en de
stempels werken niet.
De armen zijn van de
transportsteun opgetild, de
bovenste arm gaat niet omlaag.
Armen op hun transportsteunen,
het groene lampje van de
transportsteun is niet aan, de
foutlamp is aan en de stempels
werken niet.
De motor start niet, het
foutlampje, het lampje van de
vlucht en het lampje van de
overbelasting zijn aan.
Signaleerlamp van de
overbelasting knippert.
De rijfuncties werken met
onderbrekingen.
De motor valt stil wanneer een
andere controlepositie wordt
geselecteerd.
REDEN
Probleem met de
stempelsensor.
De armen rusten niet correct op
de transportsteunen.
Kabel van de sensor van de
telescopische vlucht
onderbroken, sensor van de
hoek van de arm defect,
laadcelgroep defect, teveel
inclinatie op het chassis.
De telescopische arm is niet
volledig ingetrokken, de
transportsteun van de arm is
niet correct afgesteld.
Noodstopknop ingedrukt
(sensor van de telescopische
hoek defect).
Negatieve lezing laadcel
(-50 kg of meer).
De armen rusten niet correct op
hun transportsteunen.
Correcte actie.
CORRECTIEVE HANDELING
Zorg ervoor dat alle stempels
correct open staan, controleer
de stempelsensoren (zie 9.9).
Breng de armen een beetje
omhoog en laat ze op hun
transportsteun terugkeren.
Breng de arm omlaag met
behulp van de
nooddaalprocedures (zie 6).
Zorg ervoor dat alle armen,
inclusief de telescopische arm,
op hun steun rusten, controleer
de afstellingen van de sensor
van de transportsteun (zie 9.15).
Neem contact op met Leguan
service.
Deblokkeer alle
noodstopknoppen, neem
contact op met de Leguan-
service.
Zorg ervoor dat het platform vrij
zit en nergens op leunt. Neem
contact op met Leguan service.
Breng de armen correct naar
beneden op hun transportsteun,
controleer de afstellingen van de
sensoren (zie 9.15).
56