Instelling voor USB-functie
U kunt instellen hoe de telefoon functioneert wanneer deze
op een computer is aangesloten via een USB-poort.
1. Druk in het startscherm op de functietoets Start.
2. Selecteer Instellingen → Meer... → Verbindingen →
USB.
3. Selecteer een van de volgende functies voor USB-
verbindingen:
• ActiveSync: selecteer deze optie als de telefoon moet
communiceren via ActiveSync.
• Massa-opslag: de telefoon wordt gezien als een
extern apparaat voor geheugenopslag.
4. Druk op de functietoets Gereed.
Instelling voor foutenrapportage
De telefoon heeft een functie voor foutenrapportage die u
informeert over fouten in een programma waardoor het
telefoonsysteem kan vastlopen. U kunt deze functie in- of
uitschakelen.
1. Druk in het startscherm op de functietoets Start.
2. Selecteer Instellingen → Meer... → Meer... →
Foutenrapportage.
3. Selecteer Inschakelen of Uitschakelen en druk op de
functietoets Gereed.
Basisfuncties
32