▶
Neem het product niet in gebruik.
▶
Als u de fout niet kunt verhelpen, breng dan de gasmaat-
schappij op de hoogte.
▶
Sluit de gaskraan.
7.10.3 CO₂-gehalte controleren
Opgelet!
Kans op foute metingen door foute meet-
toestellen!
Actuele meettoestellen werken volgens de
O₂-methode en rekenen om naar het CO₂-ge-
halte. Een directe CO₂-meting, zoals bij ou-
dere meettoestellen mogelijk, kan tot meet-
fouten leiden, omdat de aardgassen afhanke-
lijk van de vindplaats CO₂ bevatten.
▶
Gebruik alleen actuele meettoestellen
volgens de O₂-methode.
Controle bij maximumlast
▶
Neem het product met het testprogramma (→ Pagina 15)
P.01 in gebruik.
◁
Na de stabilisatietijd van 1 min. wordt het product op
maximumlast gestuurd.
▶
Dicht de meetopening van de meetsonden tijdens de
meting goed af.
▶
Als de maximale trek in de rookgasleiding 20 Pa over-
schrijdt, verwijder dan het deksel van de revisieopening
in de rookgasleiding en breng deze na de meting op-
nieuw aan.
▶
Meet het CO₂-gehalte in het rookgas.
▶
Vergelijk de meetwaarden met de betreffende waarden in
de tabel.
Instelwaarden
CO₂ na 5 min. maximumlastbe-
drijf
CO₂ na 5 min. minimumlastbe-
drijf
Ingesteld voor Wobbe-index W
O₂ na 5 min. maximumlastbe-
drijf
CO-gehalte
▶
Beëindig het testprogramma P.01 door tegelijk indrukken
van de toetsen i en + of door het indrukken van de toets
Ontstoring.
Controle bij minimale last
▶
Neem het product met het testprogramma (→ Pagina 15)
P.02 in gebruik.
◁
Na de stabilisatietijd van 1 min. wordt het product op
minimumlast gestuurd.
▶
Meet het CO₂-gehalte in het rookgas.
▶
Vergelijk de meetwaarden met de betreffende waarden in
de tabel.
▶
Beëindig het testprogramma P.02 door tegelijk indrukken
van de toetsen i en + of door het indrukken van de toets
Ontstoring.
18
Een-
Aardgas
heid
9,3 ±0,2
Vol.–%
9,0 ±0,2
Vol.–%
kWh/m³
15,0
s
4,89 ±1,80
Vol.–%
≤ 50
ppm
Voorwaarde: Meetwaarden voor minimumlast en/of maximumlast liggen niet
in het opgegeven bereik
▶
U mag het product niet permanent in gebruik nemen.
▶
Breng het serviceteam in dit geval op de hoogte.
▶
Monteer alle manteldelen.
Controle beëindigen
▶
Stel het product buiten bedrijf.
▶
Sluit de meetopening in de rookgasleiding en controleer
deze op dichtheid.
▶
Controleer de gasleiding, de VGA-installatie, het product
en de CV-installatie op dichtheid.
7.10.4 Instelling van het CO₂-gehalte beëindigen
1.
Stel het product buiten bedrijf.
2.
Sluit de meetopening en controleer deze op dichtheid.
7.11
Productfunctie en dichtheid controleren
1.
Neem het product in gebruik.
2.
Controleer vooral de branderafdichting met behulp van
een CO₂-meter op gasdichtheid. Trek evt. de brander-
afdichting met een aanhaalmoment van 12 Nm na.
3.
Controleer alle besturings-, regel- en bewakingsinrich-
tingen op goede werking.
4.
Controleer de condensafvoerleiding op perfecte instal-
latie en stabiele bevestiging.
5.
Controleer ontsteking en regelmatig vlambeeld van de
brander (diagnosepunt d.44: < 250 = heel goede vlam,
> 700 geen vlam).
6.
Zorg ervoor dat alle manteldelen correct gemonteerd
zijn.
7.11.1 CV-bedrijf controleren
▶
Zorg ervoor dat een warmtevraag voorhanden is, bijvoor-
beeld door de regelaar op een hogere gewenste tempe-
ratuur in te stellen.
◁
Als het product correct werkt, moet de warmteopwek-
kerpomp voor het verwarmingscircuit opstarten.
7.11.2 Warmwaterbereiding controleren
Voorwaarde: Warmwaterboiler aangesloten
▶
Controleer de werking van de warmwaterbereiding door
de instelknop voor de boilertemperatuur tot aan de
rechtse aanslag te draaien.
▶
Als u een thermostaat aangesloten hebt waarop u de
warmwatertemperatuur kunt instellen, dan zet u de
warmwatertemperatuur op de warmteopwekker op de
maximaal mogelijke temperatuur.
▶
Stel de gewenste temperatuur voor de aangesloten boiler
aan de thermostaat in.
7.11.3 Dichtheid controleren
Voor u het product aan de gebruiker overhandigt:
▶
Controleer de gasleiding en het CV-circuit op dichtheid.
▶
Controleer of de VLT/VGA perfect functioneert.
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020148325_04