printer selecteren of het papierformaat of afdrukstand
wijzigen.
Selecteer
Opties
>
volgende opties:
Afdrukken
— Een document afdrukken. Als u wilt
•
afdrukken naar een bestand, selecteert u
Afdrukken naar bestand
voor het bestand.
Pagina-instelling
•
voordat u gaat afdrukken. U kunt het papierformaat
en de afdrukstand wijzigen, de marges definiëren
en een koptekst of voettekst invoegen. De kop- en
voettekst mag niet langer zijn dan 128 tekens.
Voorbeeld
— Vóór het afdrukken een voorbeeld
•
van een document weergeven.
Afdrukopties
Open een document, zoals een bestand of een bericht,
en selecteer
Opties
Definieer de volgende opties:
Printer
— Selecteer een beschikbare printer in de
•
lijst.
Afdrukken
— Selecteer
•
pagina's
of
Oneven pagina's
Afdrukbereik
•
Huidige pagina
paginabereik.
Aantal exemplaren
•
exemplaren dat u wilt afdrukken.
Afdrukken naar bestand
•
afdrukken naar een bestand en de locatie voor het
bestand bepalen.
92
De beschikbare opties kunnen verschillen.
Afdrukopties
en kies een van de
en definieert u de locatie
— De paginaopmaak wijzigen
Afdrukopties
> Afdrukken.
>
Alle
pagina's,
Even
als het afdrukbereik.
— Selecteer
Pagina's in
of
Gedefin. pagina's
als het
— Selecteer het aantal
— Selecteren dat u wilt
Printerinstellingen
Selecteer
Menu
Als u een nieuwe printer wilt toevoegen, selecteert u
Opties
> Toevoegen.
Definieer de volgende opties:
Printer
•
Stuurprogramma
•
stuurprogramma voor de printer.
Drager
•
Toegangspunt
•
Poort
— Selecteer de poort.
•
Host
— Definieer de host.
•
Gebruiker
•
Wachtrij
•
Afdrukstand
•
Papierformaat
•
Mediatype
•
Kleur
— Selecteer de kleurmodus.
•
Printermodel
•
De beschikbare opties kunnen verschillen.
Afbeelding afdrukken
U kunt afbeeldingen op het apparaat afdrukken met
bereik,
een printer die compatibel is met PictBridge. U kunt
alleen afbeeldingen in de JPEG-indeling afdrukken.
Als u afbeeldingen in Foto's, camera of
Afbeeldingsviewer wilt afdrukken, markeert u de
afbeeldingen en selecteert u
Bed. paneel
> Printers.
>
— Voer een naam in voor de printer.
— Selecteer een
— Selecteer een drager voor de printer.
— Selecteer het toegangspunt.
— Voer de gebruiker in.
— Voer de wachtrij in.
— Selecteer de afdrukstand.
— Selecteer het papierformaat.
— Selecteer het mediatype.
— Selecteer het printermodel.
Opties
> Afdrukken.