Toegangspunten voor
gegevensverbindingen
Selecteer
Menu
Bed. paneel
>
Verbinding
Bestemmingen
>
volg de instructies op het scherm.
Als u een packet-gegevenstoegangspunt wilt
bewerken, opent u een van de groepen met
toegangspunten en selecteert u een toegangspunt dat
gemarkeerd is met
.
Volg de instructies van de serviceprovider.
Maak een keuze uit de volgende opties:
Naam verbinding
— Hier kunt u een naam voor de
•
verbinding definiëren.
Drager gegevens
— U kunt de gegevensdrager
•
mogelijk niet bewerken zodra deze is gedefinieerd.
Definieer indien nodig een nieuw toegangspunt.
Naam toegangspunt
•
toegangspunt van de serviceprovider.
Gebruikersnaam
— De gebruikersnaam kan nodig
•
zijn bij het maken van een gegevensverbinding en
wordt doorgaans verstrekt door de serviceprovider.
Vraag om wachtwoord
•
aanmelding op de server telkens een nieuw
wachtwoord moet invoeren of als u het
wachtwoord niet in het apparaat wilt opslaan.
Wachtwoord
— Een wachtwoord kan nodig zijn
•
bij het maken van een gegevensverbinding en
wordt doorgaans verstrekt door de serviceprovider.
Verificatie
— Selecteer
•
wachtwoord altijd gecodeerd moet worden
verzonden of selecteer
Instellingen
en
>
Toegangspunt
>
— U krijgt de naam van het
— Selecteer
Ja
als u bij
Beveiligd
als uw
Normaal
als uw
wachtwoord indien mogelijk gecodeerd moet
worden verzonden.
Homepage
— Voer het internetadres of het adres
•
van de multimediaberichtencentrale in, afhankelijk
van het toegangspunt dat u instelt.
en
Toegangspunt gebruiken
•
bevestiging
als u wilt dat het apparaat om
bevestiging vraagt voordat de verbinding via dit
toegangspunt wordt gemaakt, of
u wilt dat het apparaat met de bestemming verbindt
door dit toegangspunt automatisch te gebruiken.
Selecteer
Opties
>
een keuze uit de volgende opties:
Netwerktype
— Selecteer het
•
internetprotocoltype voor het overbrengen van
gegevens naar en van uw apparaat. De overige
instellingen zijn afhankelijk van het geselecteerde
netwerktype.
IP-adres telefoon
•
van het apparaat opgeven.
DNS-adressen
•
primaire en secundaire DNS-servers in (indien
vereist voor de serviceprovider). Neem voor deze
adressen contact op met uw internetprovider.
Proxyserveradres
•
proxyserver in.
Proxypoortnummer
•
proxyserver opgeven.
— Selecteer
Automatisch
Geavanc. instellingen
(alleen voor IPv4) — Het IP-adres
— Voer de IP-adressen van de
— Voer het adres van de
— Het poortnummer van de
Na
als
en maak
69