2 Stel het e-mailbericht op.
3 Druk op Adresboek om de geadresseerde(n) te selecteren of typ de namen of
het e-mailadressen in de velden Aan:, CC: en BCC: . U kunt met de Tab-toets van
het ene invoerveld naar het andere gaan.
4 Als u de verzendopties voor het e-mailbericht wilt aanpassen, drukt u op
Verzendopties. Er wordt een dialoogvenster met twee tabbladen geopend; zie
200.
5 Druk op Verzenden.
Opmerking: E-mailadressen kunnen geen tekens met accenten, zoals é of ä,
bevatten.
Geadresseerden
Er zijn drie hiërarchische niveaus met geadresseerden in een e-mailbericht:
Aan: - Het bericht wordt rechtstreeks aan de geadresseerde verzonden.
CC: - Er wordt een kopie van het bericht verzonden aan de geadresseerde. De naam
van de geadresseerde is zichtbaar voor de andere geadresseerden van het bericht.
BCC: - Er wordt een kopie van het bericht verzonden aan de geadresseerde. De
naam van de geadresseerde is niet zichtbaar voor de andere geadresseerden van
het bericht.
Opmerking: De adressen die u hebt ingevoerd, worden gecontroleerd in de
contactendatabase zodra u op Verzenden drukt. Namen die niet
overeenkomen met vermeldingen in de contactendatabase of
adressen waarin het teken @ ontbreekt, moet u uit de adresvelden
verwijderen.
Tip: Zie pagina 186 voor
meer informatie over het
selecteren van
geadresseerden.
Tip: U kunt in- en
uitzoomen in de
e-maileditor.
Tip: Als u de velden CC:
en BCC: wilt weergeven of
verbergen in de
e-maileditor, drukt u op de
toets Menu en kiest u Beeld
> Veld CC weergeven of Veld
BCC weergeven.
Copyright © 2000-2003 Nokia. All rights reserved.
199