Configuratie en interface-instellingen
8 Instellen van een LAN-verbinding
Als u de LAN-poort wilt gebruiken voor gegevensoverdracht, dan moet u de
netwerkverbinding instellen op het tabblad LAN.
1. Verbind uw printer en computer met een netwerkapparaat (hub, switch of
router) met Ethernet-kabels.
2. Klik in de lijst met invoer-/uitvoerpoorten op USB of COM.
3. Klik in het navigatiedeelvenster op Parameter Setting (Parameterinstelling) en
klik op het tabblad LAN.
4. Configureer uw TCP/IP-instellingen op een van de volgende manieren:
∙
Als u een statisch IP-adres heeft, vul dan de velden IP Address (IP-adres),
Subnet Mask (Subnetmasker) en Gateway in onder TCP/IP overeenkomstig uw
netwerkinstellingen en klik op Send (Verzenden).
63
WS4-DT/TT-r01-12.1.17-OM-RS