• Sluit de luchtinlaatpijp aan op de verbrandingsluchtpijp van de kachel en draai het geheel vast met een klem (zie Fig. 11).
5
INSTALLATIE
5.1
INLEIDING
• De positie van de montage moet gekozen worden op grond van de omgeving, de afvoer en het rookkanaal.
• Controleer bij de plaatselijke overheid of er beperkende normen zijn die betrekking hebben op de inlaat van de verbran-
dingslucht, de inlaat voor de ventilatie van het vertrek, de rookafvoerinstallatie, het rookkanaal en de schoorsteenpot.
• Controleer of de inlaat voor verbrandingslucht aanwezig is.
• Controleer de eventuele aanwezigheid van andere kachels of apparaten die de kamer in onderdruk kunnen brengen.
• Controleer met ingeschakelde kachel of er geen CO in het vertrek aanwezig is.
• Controleer of de schoorsteen de benodigde trek heeft.
• Controleer of tijdens de trek van de rook alles in veilige staat verkeert (eventuele rooklekken en afstanden ten opzichte van
ontvlambaar materiaal, enz...).
• De installatie van het apparaat moet een gemakkelijke toegang voor de reiniging van het apparaat, de rookafvoerleidingen en
het rookkanaal garanderen.
• De installatie moet een gemakkelijke toegang tot de elektrische voedingsstekker garanderen (zie ELEKTRISCHE AANSLUI-
TING a pag. 24).
• Om meer apparaten te kunnen installeren, moet de buitenluchtinlaat de daarvoor geschikte afmetingen krijgen (zie KENMER-
KEN a pag. 34).
12
Fig. 11 - Fase 1
GRACE
- SPIRIT
3
- MADISON - TABLA - ROXY - ATRIUM - SOLO 5
3