Gebruik van de zoomfunctie
Als u de zoomknoppen z (inzoomen) / Z (uitzoomen) gebruikt, kunt u de grootte van het onderwerp
op uw foto aanpassen zonder de afstand tot het onderwerp te wijzigen. (Gelijkwaardig aan een zoom
van 35 tot 105 mm bij een 35-mm-camera.)
Wanneer u op de knop z (inzoomen) drukt,
wordt het onderwerp op de LCD-monitor en in de
zoeker groter.
Wanneer u op de knop Z (uitzoomen) drukt,
wordt het veld op de LCD-monitor en in de
zoeker breder.
Ingezoomd
Uitgezoomd
Hoofdstuk 1 / Deel 2 Opnamen maken - basisfuncties
U gebruikt de zoomfunctie als volgt.
De knoppen die u gebruikt
Zet de modusdraaiknop op 5 (fotomodus).
Bepaal de gewenste compositie met behulp
van de LCD-monitor of de zoeker, en zoom
in of uit met de knop z of Z.
Op de LCD-monitor ziet u een balk die de zoomstatus
aangeeft.
Druk op de ontspanknop.
43