11
7
6
1
4
Afbeelding 9
1. Lampje ampèrage
2. Urenteller
3. Temperatuurmeter koelvloeistof
4. Lampje uitschakeling i.v.m. te hoge temperatuur
5. Contactslot
6. Lampje oliedruk
7. Schakelaar aftakas
8. Brandstofmeter
9. Choke
10. Gashendel
11. Hydraulische lifthendel
Contactslotschakelaar (Afb. 9)—De contactslot-
schakelaar, die wordt gebruikt om de motor te starten
en te stoppen, kan in drie posities gezet worden: AF,
AAN, en START. Om de startmotor in te schakelen
moet de sleutel met de richting van de klok mee
gedraaid worden naar de START—positie. Laat de
sleutel los als de motor start. De sleutel zal nu
automatisch in de AAN-positie komen. De motor
wordt uitgeschakeld door de sleutel tegen de richting
van de klok in naar de AF-positie te draaien.
Gashendel (Afb. 9)—De gashendel wordt gebruikt
om de machine op verschillende snelheden te laten
werken. Door de hendel naar voor te zetten, neemt de
snelheid toe—SNEL; door de hendel naar achter te
zetten neemt de snelheid af—LANGZAAM. De
gashendel regelt de snelheid van de messen en in
combinatie met het tractiepedaal regelt het de
voortbewegingssnelheid.
Choke (Afb. 9)—Om de motor te starten, zet u de
carburateur-choke dicht door de choke-hendel
omhoog te trekken. Nadat de motor gestart is, kunt u
de choke gebruiken om de motor soepel te laten
lopen. Open de choke zo spoedig mogelijk door deze
in te drukken. Indien de motor warm is, hoeft de
choke niet of nauwelijks gebruikt te worden.
Hydraulische Lifthendel (Afb. 9)—De hydraulische
lifthendel kan in drie posities gezet worden:
OMLAAG, TRANSPORT en OPHALEN. Om de
maaibalk te laten zakken moet de hendel naar voor
3
8
5
9
2
10
gezet worden in de OMLAAG-positie. De
OMLAAG-positie wordt gebruikt tijdens het maaien
en wanneer de machine niet in gebruik is. Haal de
hendel naar achter naar de OPHALEN-positie om de
maaibalk op te halen. Nadat de maaibalk opgehaald
is, kunt u de hendel in de TRANSPORT-positie
zetten. De maaibalk moet opgehaald zijn terwijl u
zich verplaatst tussen verschillende werkplekken.
Haal de maaibalk nooit op terwijl de messen nog
draaien omdat dit gevaarlijk is.
Tractiepedaal (Afb. 10)—Het tractiepedaal heeft
twee functies: de ene is om de machine in
voorwaartse richting te verplaatsen en de andere om
de machine in achterwaartse richting te verplaatsen.
Het pedaal kan met de hiel en de tenen van de
rechtervoet bediend worden. Trap op de bovenkant
van het pedaal om vooruit te rijden en trap op de
onderkant van het pedaal om achteruit te rijden. De
voortbewegingssnelheid is afhankelijk van de mate
waarin het pedaal ingetrapt wordt. Voor de maximale
voortbewegingssnelheid moet het tractiepedaal
volledig ingetrapt worden terwijl de gashendel in de
SNEL-positie staat. De maximale voorwaartse
snelheid is 16 Km/u (10 mijl/u). Om het maximale
vermogen te verkrijgen met een zware last of tijdens
het afdalen van een helling, moet de gashendel in de
SNEL-positie staan en het tractiepedaal lichtjes
ingetrapt worden om het toerental van de motor hoog
te houden. Als het toerental van de motor toe begint te
nemen, moet u het tractiepedaal lichtjes op laten
komen om het toerental op te voeren.
1.
Tractiepedaal
Verstelhendel Stoel—Om de bestuurdersstoel te
verstellen moet u de stelknoppen losdraaien en de
16
LET OP
Afbeelding 10