11.2 Defecte elektrische aansluitkabel
Bij elektrische aansluitkabels treedt vaak schade aan
de isolatie op.
Mogelijke oorzaken zijn:
• Versleten plekken, als aansluitkabels door venster-
of deuropeningen worden geleid.
• Knikken door een onvakkundige bevestiging of ge-
leiding van de aansluitkabel.
• Snijplekken omdat over de aansluitkabel is gereden.
• Beschadigde isolatie omdat de stekker uit het stop-
contact is getrokken.
• Scheuren door veroudering van de isolatie.
Dergelijke defecte elektrische aansluitkabels mogen
niet worden gebruikt en zijn levensgevaarlijk als de iso-
latie is beschadigd.
Controleer de elektrische aansluitkabels regelmatig op
schade. Let erop dat bij het controleren de aansluitka-
bel niet op het elektriciteitsnet is aangesloten.
Elektrische aansluitkabels moeten aan de relevante
VDE- en DIN-voorschriften voldoen. Gebruik uitslui-
tend snoeren met dezelfde aanduiding.
Op de aansluitkabel moet de typeaanduiding vermeld
staan.
• Het product voldoet aan de eisen van EN 61000-3-
11 en valt onder speciale aansluitingsvoorwaarden.
Dit betekent dat gebruik op een willekeurig vrij te
kiezen aansluitpunt niet toegestaan is.
• Het apparaat kan tijdelijke spanningsschommelin-
gen veroorzaken bij ongunstige condities van het
elektriciteitsnet.
• Het product is uitsluitend voorzien voor het gebruik
op aansluitpunten, die
a) een maximale toegestane netwerkimpedantie "Z"
(Zmax = 0,382 Ω) niet overschrijdt, of
b) een duurstroombelastbaarheid van het netwerk
van ten minste 100 A per fase hebben.
• Als gebruiker moet u ervoor zorgen, indien nodig in
overleg met uw energiebedrijf, dat uw aansluitpunt,
waarmee u uw product gebruiken wilt, aan een van
beide genoemde eisen a) of b) voldoet.
11.3 Wisselstroommotor
• De netspanning moet 220 ‒ 240 V∼ 50 Hz zijn.
• Verlengsnoeren moeten tot een lengte van 25 m een
doorsnede hebben van 1,5 vierkante millimeter.
Aansluitingen en reparaties van de elektrische uitrus-
ting mogen uitsluitend door een elektromonteur wor-
den uitgevoerd.
Vermeld in geval van vragen de volgende gegevens:
• Stroomtype van de motor
• Gegevens van het machinetypeplaatje
• Gegevens van het motortypeplaatje
12. Reiniging, onderhoud en opslag
m Let op!
Trek bij reinigings- en montagewerkzaamheden altijd
de stekker uit het stopcontact! Gevaar voor verwonding
door stroomstoten!
m Let op!
Wacht tot het apparaat volledig is afgekoeld! Gevaar
voor brandwonden!
m Let op!
Voorafgaand aan alle reinigings- en onderhoudswerk-
zaamheden moet het apparaat drukloos worden ge-
maakt! Gevaar voor letsel!
12.1 Reiniging
• Houd het apparaat zoveel mogelijk vrij van stof en
vuil. Wrijf het apparaat met een schone doek schoon
of blaas het met perslucht bij een lage druk uit.
• Wij adviseren om het apparaat direct na elk gebruik
te reinigen.
• Reinig het apparaat regelmatig met een vochtige
doek en wat zachte zeep. Gebruik geen agressie-
ve reinigings- of oplosmiddelen. Hierdoor kunnen
de kunststofonderdelen van het apparaat worden
aangetast. Let op dat er geen water in het apparaat
terecht komt.
• Slang en spuitgereedschap moeten voor reiniging
van de compressor worden losgekoppeld. De com-
pressor mag niet met water, oplosmiddelen of soort-
gelijke worden gereinigd.
12.2 Onderhoud van het drukvat (afb. 1)
Let op!
Om het drukvat (2) in goede staat te houden, moet u na
elk gebruik het condenswater aftappen door de aftap-
plug (1) te openen.
www.scheppach.com
NL | 61