NL
7. Bediening
7.1 Ingebruikname
7.1.1 In- en uitschakelen
Op de AAN-/meetknop drukken om het laserapparaat in te schakelen.
Gedurende 2 seconden op de UIT-/wisknop drukken om de laser uit te schakelen.
7.1.2 Terug
AAN-/wisknop één keer indrukken om de vorige handeling ongedaan te maken. Tweemaal op de UIT-/
wisknop drukken om de huidige functie te verlaten en terug te keren naar de enkelvoudige meetmodus.
7.1.3 Instellen van de meetreferentie
Optellen, aftrekken / meetreferentie gedurende 2 seconden indrukken om tussen voorkant, statief,
achterkant met eindstuk en achterkant te wisselen. Op het display wordt dit met een pijl aangegeven.
Standaard is de achterzijde als meetreferentie ingesteld. Wanneer het apparaat wordt ingeschakeld, is
altijd de achterkant ingesteld als meetreferentie.
7.2 Toepassingen
7.2.1 Enkele meting
1. Schakel het laserapparaat in.
2. Richt de laserpunt op het doel.
3. Druk op de AAN-/meetknop.
Zodra een geluidstoon klinkt, is de meting uitgevoerd. De afstand kan worden afgelezen. Om meer
afstanden te bepalen, de meetknop opnieuw indrukken.
7.2.2 Min/max-meting
1. Schakel het laserapparaat in.
2. Richt de laserpunt op het doel.
3. Druk gedurende 2 seconden de AAN-/meetknop in.
De minimum- en maximumwaarden worden op het display weergegeven. Om de meting te stoppen
eenvoudigweg op de AAN-/meetknop drukken.
14