Installatie
Koelwateraansluiting
maken
18
Voorwaarden gesteld aan het koelwater
Minimum zuurstofgehalte.
Maximum chloridegehalte
Maximum carbonaathardheid bij de watertemperaturen
15 ... 25 °C
30 ... 40 °C
Maximum kaliumpermanganaatverbruik
pH-waarde
Agressieve koolzuren en ammoniak mogen niet aantoonbaar zijn
Maximum elektrische geleiding
Maximum deeltjesgrootte van verontreinigingen
Toegestaan voorloopoverdrukbereik; bij hogere druk moet een drukontlastings-
ventiel worden ingebouwd
Toegestane koelwatertemperatuurbereik:
De aansluiting moet zo worden uitgevoerd, dat een visuele controle van de doorstroom
mogelijk is. De beste uitvoering is de vrije uitstroom van het koelwater via een trechter.
Als deze uitvoering vanwege een ontbrekend hoogteverschil niet mogelijk is, moet on-
middellijk op de pompaansluiting een doorstroomsensor in de leiding worden gemon-
teerd. Er kunnen vrij verkrijgbare/marktconforme doorstroombewakers of doorstroom-
sensoren worden toegepast.
Koelwaterleidingen aansluiten:
– Koelwaterinlaat (10).
– Koelwateruitlaat (11); uitlaat moet drukloos zijn.
7.2
M1
Meetaansluiting
7.2
Meetaansluiting
9
Gaskoeler
Fig. 9:
Koelwateraansluiting op de gaskoeler
17.1
10.1
10
p+
10.2
10
10
Koelwaterinlaat
10.1 Vuilvanger
10.2 Drukbewaking
4 mg/kg
100 mg/kg
10 ° dH
6° dH
10 mg/kg
7 ... 9
500 μS/cm
25 μm
2000 ... 6000 hPa
10 ... 30 °C
V
TS+
M1
11
7.2
9
17
11
Koelwateruitlaat
17
Koelwaterregelklep
17.1 Temperatuursensor