Advanced Pilot Assistance Systems (APAS 5.0)
De functie Advanced Pilot Assistance Systems 5.0 (APAS 5.0) is beschikbaar in de Normale stand
en Cine-modus. Wanneer APAS is ingeschakeld, blijft de drone reageren op opdrachten en plant
het zijn route op basis van beide joystick-opdrachten en de vliegomgeving. APAS maakt het
gemakkelijker om obstakels te vermijden en vloeiender beeldmateriaal te verkrijgen. Het levert
ook een betere vliegervaring op.
Blijf de joysticks in een richting bewegen. De drone zal de obstakels vermijden door boven,
onder, of links of rechts van het obstakel te vliegen. De drone kan ook reageren op de input van
de joystick terwijl het obstakels vermijdt.
Wanneer APAS is ingeschakeld, kan de drone worden gestopt door op de vliegpauzeknop op
de afstandsbediening te drukken. De drone remt en blijft drie seconden zweven en wacht op
verdere opdrachten van de piloot.
Om APAS in te schakelen, opent u DJI Fly. U gaat naar Instellingen > Veiligheid waarna u APAS
inschakelt door Bypass te selecteren. Selecteer de modus Normaal of Nifty wanneer u Bypass
gebruikt. De drone is uitgerust met de nifty-modus en kan sneller, soepeler en dichter bij
obstakels vliegen, waardoor betere beelden worden verkregen en obstakels worden vermeden.
Het risico om tegen obstakels aan te botsen zal echter toenemen. Vlieg voorzichtig.
Nifty-modus kan niet normaal werken in de volgende situaties:
1. Wanneer de oriëntatie van de drone verandert wanneer deze snel in de buurt van obstakels vliegt.
2. Wanneer u met hoge snelheid door smalle obstakels zoals luifels of struiken vliegt.
3. Wanneer u vliegt in de buurt van obstakels die te klein zijn om te detecteren.
4. Wanneer u met de propellerbescherming vliegt.
Landingsbescherming
De landingsbescherming wordt geactiveerd als de hindernissenvermijding is ingesteld op
Bypass of Break en de gebruiker de gashendel naar beneden trekt om de drone te laten landen.
De landingsbescherming wordt ingeschakeld wanneer de drone begint te landen.
1. Tijdens Landingsbescherming detecteert de drone automatisch of een gebied geschikt is om
te landen en vervolgens landt de drone.
2. Indien wordt vastgesteld dat de grond niet geschikt is om te landen, blijft de drone zweven
zodra deze tot 0,8 m boven de grond daalt. Trek de gasjoystick minstens vijf seconden naar
beneden en de drone landt zonder obstakels te detecteren.
• Zorg ervoor dat u APAS gebruikt wanneer de zichtsystemen beschikbaar zijn. Zorg ervoor
dat er zich geen mensen, dieren, objecten met een klein of fijn oppervlak (bijv. boomtakken)
of transparante objecten (bijv. glas of water) bevinden langs de gewenste vliegroute.
• Zorg ervoor dat APAS wordt gebruikt wanneer de neerwaartse zichtsystemen
beschikbaar zijn of het GNSS-signaal sterk is. APAS werkt mogelijk niet goed als de
drone boven water of een besneeuwd gebied vliegt.
• Wees extra voorzichtig bij het vliegen in extreem donkere (< 300 lux) of heldere
(> 10.000 lux) omgevingen.
• Houd DJI Fly in de gaten en zorg dat APAS normaal werkt.
• APAS functioneert mogelijk niet goed wanneer de drone in de buurt van de
vluchtlimieten of in een GEO-zone vliegt.
Gebruikershandleiding DJI Mavic 3 Pro
©
2023 DJI. Alle rechten voorbehouden.
53