3. Volg de grijze lijn tot aan de curve en vervolgens
naar links om de waarde af te lezen voor de aan-
voertemperatuur bij de geselecteerde buitentem-
peratuur.
4. U kunt nu waarden selecteren voor de verschillende
buitentemperaturen door de selectieknop naar
rechts of links te draaien en de bijbehorende aan-
voertemperatuur af te lezen.
5. Druk op OK of Terug om de modus voor aflezen te
verlaten.
TIP
Wacht 24 uur voordat u een nieuwe instelling
invoert, zodat de kamertemperatuur tijd heeft
om zich te stabiliseren.
Als het buiten koud is en de kamertempera-
tuur te laag is, verhoogt u de helling van de
curve met één stap.
Als het buiten koud is en de kamertempera-
tuur te hoog is, verlaagt u de helling van de
curve met één stap.
Als het buiten warm is en de kamertempera-
tuur te laag is, verhoogt u de verschuiving van
de curve met één stap.
Als het buiten warm is en de kamertempera-
tuur te hoog is, verlaagt u de verschuiving van
de curve met één stap.
Menu 1.9.2 - externe instelling
afgiftesysteem
Instelbereik: -10 tot +10 of gewenste kamertempe-
ratuur indien er een ruimtevoeler is geïnstalleerd.
Standaardwaarde: 0
Door een extern contact aan te sluiten, bijvoorbeeld
een kamerthermostaat of een timer, kan de kamertem-
peratuur tijdelijk of periodiek worden verhoogd of
verlaagd. Als het contact is aangesloten, wordt de ver-
schuiving van de verwarmingscurve gewijzigd met het
aantal stappen dat in het menu is geselecteerd. Als er
een ruimtevoeler is geïnstalleerd en geactiveerd, is de
gewenste kamertemperatuur (°C) ingesteld.
Als er meer dan één afgiftesysteem is, kan de instelling
afzonderlijk worden verricht voor ieder systeem.
Menu 1.9.3 - min. aanvoer temp.
verwarming
Instelbereik: 5-70 °C
Standaardwaarde: 20 °C
koeling (benodigde accessoire)
Instelbereik: 7-30 °C
Fabrieksinstelling: 18 °C
In menu 1.9.3 kiest u verwarmen of koelen, in het vol-
gende menu (min. aanvoertemp. verwarmen/koelen)
stelt u de minimumtemperatuur in voor de aanvoer-
NIBE™ VVM 500
temperatuur naar het klimaatsysteem. Dit betekent
dat de VVM 500 nooit een lagere temperatuur bere-
kent dan de hier ingestelde temperatuur.
Als er meer dan één afgiftesysteem is, kan de instelling
afzonderlijk worden verricht voor ieder systeem.
TIP
De waarde kan worden verhoogd als u, bijvoor-
beeld, een kelder hebt die u altijd wilt verwar-
men, zelfs in de zomer.
U moet mogelijk ook de waarde in "stop ver-
warming" menu 4.9.2 "instelling modus auto"
verhogen.
Menu 1.9.4 - instellingen ruimtesensor
factor systeem
verwarming
Instelbereik: 0,0 - 6,0
Fabrieksinstelling verwarming: 2,0
koeling (benodigde accessoire)
Instelbereik: 0,0 - 6,0
Fabrieksinstelling koeling: 1,0
Ruimtevoelers voor het regelen van de kamertempera-
tuur kunnen hier worden geactiveerd.
LET OP!
Een verwarmingssysteem met een langzame
warmteafgifte, zoals bijvoorbeeld een vloerver-
warming, is mogelijk niet geschikt voor rege-
ling met behulp van de ruimtesensor van de
warmtepomp.
Hier kunt u een factor instellen (een numerieke waar-
de), die bepaalt in welke mate een over- of subnormale
temperatuur (het verschil tussen de gewenste en de
huidige kamertemperatuur) in de ruimte van invloed
is op de aanvoertemperatuur naar het afgiftesysteem.
Een hogere waarde levert een grotere en snellere ver-
andering van de stooklijnverschuiving op.
Voorzichtig!
Een te hoog ingestelde waarde voor "factor-
systeem" kan (afhankelijk van uw afgiftesys-
teem) resulteren in een instabiele kamertem-
peratuur.
Indien er meerdere afgiftesystemen geïnstalleerd zijn,
kunnen de bovengenoemde instellingen worden ver-
richt voor de betreffende systemen.
Hoofdstuk 8 |
Regeling - Menu's
43