Aansluiting op warmtepomp
Alle buitenleidingen moeten thermisch geïsoleerd zijn
met een leidingisolatie met een dikte van ten minste
20 mm.
De VVM 500 is niet voorzien van afsluiters. Deze dienen
buiten de binnenmodule te worden geïnstalleerd voor
eventueel toekomstige service.
-EB101
-FL10
-EB101
-RN10
XL1
XL2
-QM1
Aansluiting tijdens gebruik zonder warmte-
pomp
Sluit de leiding voor koppeling in van de warmtepomp
(XL8) aan op de leiding uit naar de warmtepomp (XL9).
XL8
-EB15
16
Hoofdstuk 4 |
Aansluiting van de leidingen
-FL2
-CM1
XL8
XL9
-EB15
-QM40
-HQ1
-QM41
-FL2
-CM1
XL9
Koud en warm water aansluiten
De mengafsluiter moet worden geïnstalleerd als de
fabrieksinstelling dusdanig wordt gewijzigd dat de
temperatuur boven 60 °C kan stijgen. Bij het wijzigen
van de fabrieksinstelling moet de nationale regelgeving
worden gevolgd. De instelling wordt verricht in menu
5.1.1 (zie pagina 58).
-FL1
XL4
-RM1
XL3
-FL2
-CM1
-EB15
Aansluiten van het afgiftesysteem
Bij aansluiting op een systeem met thermostaten op
alle radiatoren/elementen moet er een overstortklep
worden gemonteerd, of moet een thermostaat worden
verwijderd om voldoende doorstroming te waarbor-
gen.
-FL2
-CM1
-EB15
-QM40
XL1
XL2
NIBE™ VVM 500