Hoofdstuk 6 Zoeken naar en verhelpen van fouten
6.1 Foutmeldingen
In geval van een fout van een sensor knippert de meetwaarde van de sensor in het
display, en worden alle aan deze sensor toegewezen contacten en stroomuitgangen
gehouden. De volgende voorwaarden leiden tot knipperende meetwaarden:
Selecteer SONDE DIAGNOSE en bevestig de selectie. Roep FOUTMELDINGEN op en
druk op ENTER, om de reden van de fout te vinden. De fouten worden in tabel
beschreven.
Aangegeven fout
ADC FOUT
MEMBRAAN VIES
1
Bij het vervangen van het element wordt de uitlezing teruggezet.
6.2 Waarschuwingen
In geval van een sensorwaarschuwing zetten alle menu's, relais en uitgangen hun
normaal bedrijf verder. Aan de rechterkant van het display knippert echter een
waarschuwingssymbool. Roep WAARSCHUWINGEN op en druk op ENTER, om de
reden van de waarschuwing te vinden.
Een waarschuwing kan gebruikt worden om een relais te activeren, en gebruikers kunnen
waarschuwingsniveaus vastleggen om de zwaartegraad van de waarschuwing te
definiëren. De waarschuwingen worden in tabel
aangegeven
Oorzaak
waarschuwing
Geen sonde aangesloten, of de meetwaarden liggen
BUITEN BEREIK
buiten het meetbereik.
Geen temperatuurelement aangesloten, of de
TEMP <> BEREIK
temperatuurmeetwaarden liggen buiten het meetbereik.
FLASH FOUT
Het flash-geheugen kan niet beschreven worden.
CAL NODIG
Een nieuwe kalibratie is noodzakelijk.
De op dit ogenblik gebruikte sensor moet vervangen
VERVANG SONDE
worden.
•
Sensorkalibratie
•
Relais-timer wasscyclus
•
Datatransmissie onderbroken
Tabel 3 Foutmeldingen
Oorzaak
A/D-conversie mislukt.
Gat in de sensor.
Tabel 4 Waarschuwingen
Verhelpen
Gelieve zich tot de serviceafdeling te wenden.
Het filterelement vervangen.
4
beschreven.
Verhelpen
Het DO-bereik controleren en verzekeren
dat 0 tot 40 ppm niet onder- of
overschreden wordt.
Het temperatuurbereik controleren en
verzekeren dat -20°C tot 200°C niet
onder- of overschreden wordt.
Gelieve zich tot de serviceafdeling te
wenden.
De sensor kalibreren
Een nieuwe sensor installeren.
3
1
21