Hoofdstuk 5 Onderhoud
GEVAAR
Alleen gekwalificeerd personeel mag de in dit hoofdstuk van de
bedieningshandleiding beschreven werken uitvoeren.
5.1 Onderhoudsplan
Onderhoudswerk
1
Sensor reinigen
De sensor op beschadigingen controleren
Sensor vervangen
De O-ringen van de sensor vervangen
De sensor kalibreren (wanneer door de bevoegde instanties
voorgeschreven)
1
De frequentie van de reiniging hangt van het gebruik af. Bij sommige toepassingen kan een meer of minder frequente reiniging
nodig zijn.
5.2 Reiniging van de sensor
Reinig de buitenkant van de sensor onder stromend water. Wanneer er vuil achterblijft, dit
vuil met een zachte, vochtige doek verwijderen.
5.2.1 Reiniging van de galvanische sensor
Het sensormembraan voor elke kalibratie reinigen, om permanent optimale resultaten te
verzekeren. De sensor om de maand reinigen en kalibreren, of wanneer dit volgens de
ervaring noodzakelijk is.
Hiervoor een zachte, vochtige doek met een zachte zeepoplossing gebruiken, en alle
afzettingen van het oppervlak van het membraan verwijderen. De sensor grondig met
gedestilleerd water afspoelen.
Opmerking: Bij de reiniging van het sensormembraan verzekeren dat u geen gaten in het
membraan maakt.
5.3 Vermijden dat het sensormembraan uitdroogt.
Wanneer de sensor uit de oplossing genomen wordt, begint het membraan onmiddellijk uit
te drogen. Na meer dan 24 uur kan het elektrolyt achter het membraan vluchtig worden.
Wanneer de sensor daarna weer in bedrijf genomen wordt kan het tot onprecieze waarden
komen.
Uitdroging en vluchtig worden van het membraan van de elektrolyt kan verhinderd worden
door de sensor in een reservoir met drinkwater te leggen tot hij weer in bedrijf kan
genomen worden.
om de 90
om de 120 dagen
dagen
x
x
x
In overeenstemming met het door de bevoegde
instanties vastgelegde plan.
om de 365 dagen
x
19