Retourtemperatuur hoger
é[2
dan aanvoertemperatuur
Besturingsautomaat- of
é[3
aardingsfout.
Meer dan 5 startpogin-
é[4
gen zonder vlamvorming.
Meer dan 5 maal binnen
é[5
1 warmtevraag geen- of
wegvallen van ionisatie.
Ongewenste vlamvor-
é[6
ming
• Te weinig water.
• Geen doorstroming.
• Te veel lucht in de installatie.
• B ekabeling verkeerd aange-
sloten.
• Afwijking van de aanvoer- of
retourtemperatuursensor.
• N etstekker stopcontact niet
goed geaard.
• Besturingsautomaat defect.
• Geen ontstekingsvonk.
• W el ontstekingsvonk, maar
geen vlam.
• W el vlam maar geen of
onvoldoende ionisatie
(lager dan 3 µA).
• CO
afstelling is niet juist.
2
• T e lage gasvoordruk tijdens
branden
46
Remeha Aquanta
• C ontroleer de minimale waterdruk; lees de manometer
af.
• C ontroleer de werking van de pomp; met een schroe-
vendraaier as gangbaar maken; gaat dat goed maar
pomp reageert nog niet controleer dan de bedrading
van de pomp; is die goed dan is pomp defect.
• O ntlucht de installatie en ketel (draai de dopjes los van
de automatische ontluchters op de pomp en luchtaf-
scheider)
• C ontroleer de sensor- bekabeling van en naar de
besturingsautomaat.
• C ontroleer werking sensoren; sensoren eruit halen *
met multimeter de weerstand meten bij kamertempera-
tuur (20 - 25°C); sensor is goed als de weerstand ligt
tussen 12 - 15 kΩ.
• C ontroleer aarding van de ketel in het stopcontact en
aardklem van de netstekker op de besturingsautomaat;
zijn deze in orde, dan is de besturingsautomaat defect.
Controleer;
• de ontstekingstrafo;
• de aansluiting van ontstekingskabel en bougiedop;
• de ontstekingskabel en -elektrode op 'doorslag';
• d e elektrodeafstand, deze moet 3 à 4 mm zijn; de aar-
ding van de ontstekingselektrode.
Controleer;
• of de gaskraan geopend is;
• of de gasvoordruk voldoende is;
• of de gasleiding ontlucht is;
• d e gasklep bekrachtigd wordt tijdens ontsteken en
open gaat;
• de elektrode juist is gemonteerd en schoon is;
• afstelling CO
op laaglast en vollast;
2
• er geen verstopping / montagefout in de gasleiding zit;
• e r geen verstopping in de luchttoevoer of rookgasaf-
voer zit (bv. door verstopte sifon) er geen recirculatie
van rookgassen optreedt (binnen of buiten de ketel).
Controleer;
• of de aansluiting op het elektriciteitsnet is zoals aange-
geven in Par. 2.6.1; zo ja; raadpleeg dan de leverancier
of plaats een scheidingstrafo;
• de ontstekingstrafo;
• v lambeeld, is de vlamkern zichtbaar en de vlam
stabiel?
• afstelling CO
op laaglast en vollast;
2
• controle van de aarding van de ontsteekpen
• v isuele controle ontstekings/ionisatie elektrode, door
controle op witte oxidehuid (deze met een schuurpa-
piertje of schroevendraaier schoonkrabben) of door
controle op de vorm (hebben de pennen de originele
vorm en is de afstand tussen de twee uiteinden van de
pennen tussen de 3 en 4 mm).
Controleer;
• CO
-afstelling op het gasblok;
2
• of de gasvoordruk voldoende is;
• of er verstopping in de gasleiding zit;
• of het gasmembraan nog goed is;
• ontstekings-/ionisatiepen;
• e r geen verstopping in de luchttoevoer of rookgasaf-
voer zit (bv. door verstopte sifon) er geen recirculatie
van rookgassen optreedt (binnen of buiten de ketel).
• ontstekingstrafo defect, vervang trafo of
• automaat defect, vervang automaat