Ba = Buitenvoeler
75
60
Fabrieksinstelling
40
20
-15
0
LT.NL.CZ1.000.132
10
20
LT.NL.CZ1.000.133
LTNLCZ1000133
23
De Aquanta moet in een vorstvrije ruimte worden opgesteld
om bevriezing van de condensafvoerleiding te voorkomen. Als
het cv-water in de Aquanta te ver in temperatuur daalt, treedt
de ingebouwde ketelbeveiliging in werking.
Deze werkt als volgt:
- bij een watertemperatuur lager dan 7°C: de circulatiepomp
schakelt in;
- bij een kamertemperatuur lager dan 3°C: de Aquanta scha-
kelt in;
- bij een watertemperatuur hoger dan 10°C: de Aquanta
schakelt uit en de circulatiepomp draait 15 minuten na.
- bij een watertemperatuur in het buffervat lager dan 7°C: het
buffervat wordt eenmaal opgewarmd tot de ingestelde tem-
peratuur.
• De ketelbeveiliging is slechts een beveiliging voor de
Aquanta en niet voor de installatie.
• Wanneer de vorstthermostaat inschakelt, komt de Aquanta
in bedrijf met als begrenzing de geprogrammeerde
maximum aanvoertemperatuur (behalve als gebruik
gemaakt wordt van de interne stooklijn). Dit gebeurt ook als
een modulerende ruimteregelaar is aangesloten.
• Bij toepassing van de Celcia 20-regelaar, moet hiervoor ook
de digitale ingang van deze regelaar worden gebruikt. Zie
de installatiedocumentatie bij deze regelaar.
2.7.4 Aansluiten buitenvoeler
Op klemmen 1 en 2 van de aansluitconnector X9 kan een bui-
tenvoeler worden aangesloten. Een modulerende regelaar kan
gebruik maken van deze buitentemperatuur. De Aquanta zal
bij een aan-uit regelaar regelen met het setpunt van de interne
stooklijn.
Deze kan als volgt worden ingesteld, zie Fig. 32:
- Bovenste setpunt (p29, p1)
Aanvoertemperatuur p1 = 75°C (instelbaar tussen 20 en
85°C)
Buitentemperatuur p29 = -15°C (instelbaar tussen 0 en
- 30°C)
- Onderste setpunt (p27, p28)
Aanvoertemperatuur p27 = 20°C (instelbaar tussen 0 en
60°C)
Buitentemperatuur p28 = 20°C (instelbaar tussen 0 en
40°C)
• Het min-teken bij de buitentemperatuur wordt niet getoond
in het display