6. WERKINGSPRINCIPE
Bij een verwarmingstoestel met Hoog-Rendement zijn
de verbrandingsgassen van het toestel zodanig in
temperatuur gedaald, dat de thermische trek onvol-
doende ge-worden is om de verbrandingsgassen via het
verbran-dingsgasafvoersysteem op natuurlijke wijze af te
voeren. Om de toevoer van de verbrandingslucht en
afvoer van de verbrandingsgassen te waarborgen, is het
noodzakelijk een ventilator (7) toe te passen. Bij onvol-
doende luchttoevoer zal door toedoen van de
drukverschilsensor (34) het ventilatortoerental worden
gekorrigeerd (lamb-da-regeling). In uiterste situatie, bij
niet-optimale ver-branding, zal het toestel worden
uitgeschakeld en ge-blokkeerd. Door de optimale ver-
branding, verkregen door de lambda-regeling, is de NO
produktie minimaal (25 ppm). Gedurende de stilstand
van het toestel zal de verbrandingsgasafvoerventilator
niet werken. Hierdoor worden stilstandsverliezen tot een
minimum gereduceerd. De warmtewisselaar (15) werkt
volgens het tegenstroomprincipe. Daardoor zullen de
verbrandingsgassen nagenoeg dezelfde temperatuur
aannemen als het toegevoerde retourwater.
Bij een voldoende lage retourwatertemperatuur daalt de
temperatuur van de verbrandingsgassen in de warmte-
wisselaar tot op of onder het dauwpunt, waardoor de in
1
4
6
5
14
19
22
27
31
37
38
36
Afb. 2. Doorsnede
3
2
9
7
8
10
11
12
13
17
15
18
20
21
23
24
29
30
28
32
33
34
39
40
41
de verbrandingsgassen aanwezige waterdamp zal kon-
denseren. De warmte die bij dit kondensatieproces vrij-
komt zal aan het installatiewater worden afgegeven. Het
toestelrendement zal hierdoor, afhankelijk van de retour-
watertemperatuur, stijgen.
Het kondenswater wordt in een verzamelbak (24) opge-
vangen en via een sifon (28) afgevoerd naar het riool.
Bij warmtevraag van de boilerthermostaat (20) wordt
direkt de c.v.-pomp (29) uitgeschakeld en de boilerpomp
(32) ingeschakeld. De tapboiler wordt door het verwar-
mingstoestel op de gewenste temperatuur gebracht. Een
ingebouwd mengventiel (35) zorgt voor een konstante
warmwatertemperatuur. In de koudwateraanvoerleiding
-
(45) is een tapbegrenzer (46) opgenomen. De sanitaire
x
warmtevraag heeft voorrang op de c.v.-warmtevraag. Bij
einde van de warmtevraag van de boilerthermostaat (20)
wordt de boilerpomp direkt uitgeschakeld. De ketel is nu
beschikbaar voor de c.v.-installatie. De in het pomphuis
ingebouwde terugslagkleppen verhinderen cirkulatie
over het circuit, waarvan de pomp niet in bedrijf is.
16
25
26
35
46
42
45
43
44
5
1. Luchttoevoer
2. Rookmond
3. Resetschakelaar
4. Luchtopening (afgedicht met dop)
5. Onstekings- en ionisatie-elektrode
6. Meetnippel t.b.v. verbrandingsanalyse
7. Ventilator
8. Pompschakelaar (c.v.-pomp)
9. Kontrolelampjes (4 stuks)
10. Luchtafscheider met automatische
ontluchter
11. Ketelthermostaat (regelthermostaat)
12. Boilerschakelaar (aan/uit)
13. Maximaalthermostaat (niet zichtbaar)
14. Kijkglas
15. Warmtewisselaar
16. Tapspiraal
17. Thermo-manometer
18. Beveiligingsautomaat
19. Brander
20. Elektronische boilerthermostaat
21. Warmtevraagsignalering LED
boilerthermostaat (lichtgevende diode)
22. Temperatuursensor
23. Waterdoorstromingsschakelaar
24. Kondenswaterverzamelbak
25. Tapboiler
26. Boilersensor
27. Mengbuis
28. Sifon
29. C.v.-pomp
30. Terugslagkleppen
31. Gasregelblok
32. Boilerpomp
33. Vul- en aftapkraan
34. Drukverschilsensor
35. Mengventiel
36. Borging bemanteling
37. Kondensleiding
38. Aansluiting voor kamerthermostaat (24 V)
39. Gasleiding
40. Aanvoerleiding c.v.
41. Retourleiding c.v.
42. Ontluchter boiler
43. Warmwateraansluiting
36
44. Aftapkraan boiler
45. Koudwateraansluiting
46. Tapbegrenzer