8. INSTALLATIEVOORSCHRIFT VOOR ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATEUR
8.1 Algemeen
De Remeha Micron-Combi is uitgevoerd met elektroni-
sche regel- en beveiligingsapparatuur en ionisatie-bevei-
liging. Het toestel is geschikt voor een 230V - 50Hz
voeding met een fase/nul/aarde systeem en uitgevoerd
met een steker (snoerlengte ca. 1 m). Bij foutieve plaat-
sing van de steker in de geaarde wandkontaktdoos
(verwisseling van fase en nul) zal het kontrolelampje op
de beveiligingsautomaat gaan branden en het toestel in
storing gaan (zie § 11.11, afb. 13).
Andere aansluitwaarden zijn alleen toegestaan met
behulp van een scheidingstrafo. Het toestel is geheel
bedraad overeenkomstig het aansluitschema in § 8.12.
De aansluiting op het elektriciteitsnet dient te worden
uitgevoerd volgens voorschrift van het plaatselijk elektri-
citeitsbedrijf en NEN 1010.
8.2 Kamerthermostaat/klokthermostaat
Een kamerthermostaat wordt niet meegeleverd. Een
tweedraads-kamer- c.q. klokthermostaat (24V) dient
aangesloten te worden op de klemmen a en b (zie
hoofdstuk 6, afb. 2, pos. 38 en het schema in § 8.12)
De kamerthermostaat dient gemonteerd te worden:
1. in het vertrek waarvan de temperatuur dient te worden
geregeld.
2. op een tochtvrije plaats, vrij van direkte warmtestra-
ling van bijvoorbeeld zonlicht, open haard, t.v.-toestel,
etc.
3. op een binnenmuur, op ca. 1,5 meter hoogte van de
vloer.
4. instelling kamerthermostaat: de warmteversneller van
de kamerthermostaat op 0,12 A instellen.
5. maximaal toegestane lengte van de aansluitkabel (0,5
mm
2
): 20 m.
8.3 Weersafhankelijke regelingen
Een weersafhankelijke regeling met een potentiaal-vrij
kontakt kan aangesloten worden op de klemmen a en b
(zie hoofdstuk 6, afb. 2, pos. 38 en schema § 8.12).
Aanbevolen wordt de aanlegvoeler op ca. 4 meter vanaf
het toestel te monteren en de pompschakelaar geduren-
de het stookseizoen op stand '1' te zetten (kontinu be-
drijf) en 's zomers op stand '0' (uit).
In gevallen waar de Micron-Combi te frequent aan/uit-
schakelt en de temperatuurvoeler op de aanvoerleiding
gemonteerd is, verdient het aanbeveling deze voeler op
de retourleiding te monteren, de stooklijn dienoverkom-
stig te verlagen en de c.v.-pomp op stand '1' te zetten
(toerenregelaar van de c.v.-pomp).
8.4 Netspanning
Bij het wegvallen van de netspanning (230V - 50Hz)
schakelt het toestel uit en komt bij het terugkeren van de
netspanning automatisch weer in bedrijf.
8.5 Watergebrekbeveiliging
Overeenkomstig NEN 3028 en de keuringseisen voor
c.v.-toestellen is de Micron-Combi voorzien van een wa-
tergebrekbeveiliging uitgevoerd als minimum waterdoor-
stromingsschakelaar. Deze schakelaar kontroleert de
mi-nimale waterdoorstroming door het toestel (300 ltr/h
voor Micron-Combi 23 en 400 ltr/h voor Micron-Combi
28).
Bij het uitvallen van de cirkulatiepomp of bij een te gerin-
ge doorstroming door het toestel zal de beveiliging aan-
spreken en het toestel blokkeren. Zodra de waterdoor-
stroming voldoende is, komt het toestel automatisch
weer in bedrijf.
8.6 Maximaalthermostaat
De maximaalthermostaat zal bij een te hoge watertem-
peratuur (110°C) het toestel uitschakelen en vergrende-
len.
8.7 Lambda-regeling
De temperatuursensor en druksensor zorgen d.m.v. een
toerentalregeling van de ventilator voor een konstant
gas-luchtmengsel, onafhankelijk van het gekozen ver-
brandingsgasafvoersysteem en de verbrandingslucht-
temperatuur. Deze lambda-regeling garandeert zodoen-
de een optimale verbranding. Zodra de grenswaarden
worden overschreden (zie § 8.8) schakelt de brander uit.
De brander wordt weer vrijgegeven als de luchtstroom
weer voldoende is.
10
MICRON-COMBI