11.11 Signalering
Op het frontpaneel bevindt zich een aantal lampjes
waardoor zeer eenvoudig terug te vinden is waar de
storingsoorzaak gezoet mocht worden. Afb. 13 geeft het
frontpaneel weer, met een verklaring van de diverse
komponenten.
Kamerthermostaat
Deze brandt indien de kamerthermostaat of de boiler-
thermostaat warmte vraagt en de regel- en maximaal-
thermostaat gesloten zijn. Als de kamerthermostaat en
de boilerthermostaat verbreken stoppen altijd meteen de
ventilator en de cirkulatiepomp. Wanneer de kamerther-
mostaat of de boilerthermostaat warmte vraagt draait
altijd de cirkulatiepomp.
Waterdoorstroomschakelaar
Deze brandt indien er voldoende waterdoorstroming is.
Bij onvoldoende doorstroming gaan alle lampjes uit (ook
het rode) en komt het toestel niet in bedrijf.
Drukverschilsensor
Deze brandt indien de drukverschilsensor het juiste
druk-verschil signaleert. Bij onvoldoende of teveel
luchttrans-port wordt het toestel geblokkeerd.
Vlamstoring
Vlamstoring kan optreden bij het wegvallen van de vlam
(geen ionisatie).
Het fase/nul lampje brandt als de steker verkeerd om in
de wandkontaktdoos is geplaatst.
Op de volgende bladzijde zijn enkele storingssignalerin-
gen vermeld.
Afb. 13. Frontpaneel
16
MICRON-COMBI
Reset schakelaar
Bedrijfslampjes
Pompschakelaar
Boilerschakelaar
Thermo-manometer
Fase-nul lampje