3.0 Inbedrijfstelling
NB:
Het is een vereiste dat alleen voldoende
gekwalificeerd en competent personeel de
inbedrijfstelling van de verwarming mag
uitvoeren.
De monteur wordt ook dringend geadviseerd
om vóór de inbedrijfstelling zich op de hoogte
te stellen van de informatie in het
informatiepakket dat met de verwarming wordt
meegeleverd, de verwarming zelf en de
specifieke eisen van de installatie/toepassing.
Waarschuwing
Alle verwarmingen ondergaan een rigoureus
keuringsprogramma voordat ze worden opgestuurd.
Alhoewel dit programma een inbedrijfstelling vooraf
omvat en het instellen van de verwarming om
efficiënt en binnen de bedrijfsgrenzen van het
ontwerp te werken, betekent dit niet dat de functie
van een grondige inbedrijfstelling op locatie minder
belangrijk is.
NB
Het wordt sterk aanbevolen dat de apparatuur die
wordt gebruikt voor monstername en analyse van
rookgassen een nauwkeurigheid heeft van +/- 0,1%
en wordt onderhouden, zodat het regelmatig geijkt
wordt.
Onderstaande controles dienen vóór de
inbedrijfstelling te worden uitgevoerd, na te hebben
gecontroleerd of de gastoevoer en voeding uit
staan.
(a) Controleer of alle panelen en
bevestigingsmiddelen goed vast zitten en op hun
plaats zitten.
(b) Controleer of de verwarming veilig is
geïnstalleerd.
(c) Controleer of de rookgasafvoer is afgedicht,
vastgezet en voldoende ondersteuning heeft.
(d) Controleer of de ventilator vrij kan draaien, of de
ventilator goed aan de as vast zit en of de schermen
en ventilatoreenheid allemaal op hun plaats zitten
en goed vast zitten.
(e) Controleer of de verwarming zodanig is
geïnstalleerd dat deze niet gekanteld is en recht
blijft staan.
(f) Controleer of de uitlaatvinnen zo staan dat de
weerstand voor de luchtstroom minimaal is.
3.1 Elektrische testen vooraf
De elektrische veiligheidscontroles dienen het
volgende te omvatten:
a) Test op continuïteit van de aarding
b) Test op weerstand naar aarde
c) Controleer of de stroomvoerende en neutrale
aansluitingen correct zijn.
d) Controleer of de stroom op de ventilator blijft
staan als de externe regeling de verwarming uit zet.
3.2 Gasvoeding test vooraf
Zorg dat de nutsleidingen zijn geïnstalleerd,
gespoeld en getest volgens de relevante
regelgeving, en dat de installatie wordt gevoed door
een naastgelegen scheidingskraan.
De aansluiting van de voeding naar de verwarming
dient ook te voldoen aan de relevante regelgeving
(zie paragraaf 8.0) en dient te zijn gespoeld en op
dichtheid getest door een geautoriseerde monteur.
3.3 Ontstekingsproces
TEST VOORAF ZONDER GAS
Om te testen of alle regelingen correct werken, dient
het regelproces eerst te worden getest met de
gasvoeding Uit.
Zorg dat de gasscheidingskraan in de Uit-stand staat
Waarschuwing
Als tijdens onderstaande serie handelingen de
verwarming niet correct werkt, dient de storing te
worden gevonden en opgelost voordat men verder
gaat; indien nodig kan men paragraaf 5.0,
Foutendiagnose, raadplegen.
a) Schakel de hoofdvoeding naar de verwarming uit.
b) Zet de gastoevoer naar de verwarming uit.
c) Open het zijpaneel en verbind manometers met
het testpunt van de gasvoeding en het testpunt van
de hoofdbrander.
d) Zorg dat de uitlaatvinnen correct staan.
e) Zorg dat de draaiing van de ventilator niet wordt
gehinderd of geblokkeerd.
f) Zet de kamerthermostaat op de laagste stand.
g) Als er een tijdschakelaar aanwezig is, zorg dan
dat deze op een AAN-periode staat.
h) Zet de voeding aan.
i) Gebruik een lektester om de dichtheid van de
verbindingen en leidingen te testen.
j) Bedien de verwarming via het geïnstalleerde
regelsysteem.
21