2.3.2.2 Natuurlijke ventilatieopeningen
naar machineruimtes voor
verwarmingen met rookgasafvoer
Als de verwarmingen worden geïnstalleerd in een
machineruimte en in rookgasafvoermodus (d.w.z.
zonder positieve verbinding met de buitenlucht of
kanalen voor verbrandingslucht), dient de minimale
vrije ruimte van de ventilatieopening als volgt te
zijn:
• Op hoog niveau 2 cm
ingevoerde warmte.
2
• Op laag niveau 4 cm
ingevoerde warmte.
De hoge ventilatieopening dient zich op een
buitenmuur te bevinden en zo hoog mogelijk te
worden geplaatst, altijd binnen de hoogste 15% van
de muurhoogte.
De lage natuurlijke ventilatieopeningen dienen zich
op een buitenmuur te bevinden en dienen zich
binnen 1000 mm van het vloerniveau te bevinden
voor aardgas en idealiter op vloerniveau voor
propaan-installaties, maar in elk geval niet hoger dan
250 mm.
Onderstaande tabel geeft specifieke data voor elk
verwarmingsmodel –
Minimale vrije ruimte
Model
Hoog
cm
30
64
50
107
72
158
95
211
120
263
145
315
2.3.2.3 Natuurlijke ventilatieopeningen
naar omsloten ruimtes voor dichte
kamerverwarmingen
Voor toepassingen in omsloten ruimtes hangt de
minimale vrije ruimte voor ventilatieopeningen
ervan af of de verwarmingen worden geïnstalleerd
in dichte kamermodus (d.w.z. met een positieve
2
voor elke kW nominaal
voor elke kW nominaal
ventilatieopening
Laag
2
2
cm
128
214
316
422
525
630
verbinding met de buitenlucht voor zowel
rookgasafvoer als verbrandingslucht).
Of met alleen een rookgasafvoer (m.a.w. zonder de
positieve verbinding met de buitenlucht of een
kanaal voor verbrandingslucht)
Als de verwarmingen worden geïnstalleerd in een
machineruimte en in dichte kamermodus (d.w.z.
met een positieve verbinding met de buitenlucht
voor zowel rookgasafvoer als verbrandingslucht),
dient de minimale vrije ruimte van de
ventilatieopening als volgt te zijn:
• Op hoog niveau 5 cm
ingevoerde warmte.
• Op laag niveau 5 cm
ingevoerde warmte.
De hoge ventilatieopening dient zich op een
buitenmuur te bevinden en zo hoog mogelijk te
worden geplaatst, altijd binnen de hoogste 15% van
de muurhoogte.
De lage natuurlijke ventilatieopeningen dienen zich
op een buitenmuur te bevinden en dienen zich
binnen 1000 mm van het vloerniveau te bevinden
voor aardgas en idealiter op vloerniveau voor
propaan-installaties, maar in elk geval niet hoger
dan 250 mm.
Onderstaande tabel geeft specifieke data voor elk
verwarmingsmodel –
Model
30
50
72
95
120
145
2.3.2.4 Natuurlijke ventilatieopeningen
naar omsloten ruimtes voor
verwarmingen met rookgasafvoer
Als de verwarmingen worden geïnstalleerd in een
omsloten ruimte en in rookgasafvoermodus (d.w.z.
zonder positieve verbinding met de buitenlucht of
kanalen voor verbrandingslucht), dient de minimale
11
2
voor elke kW nominaal
2
voor elke kW nominaal
Minimale vrije ruimte
ventilatieopening
Hoog
Laag
2
cm
cm
160
160
267
267
394
394
527
527
656
656
787
787
2