11
|
Opsporen en verhelpen van storingen
11.1 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn
11.1.1 Symptoom: Het systeem werkt niet
11.1.2 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen met de instelling
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
38
Storing
Het systeem werkt, maar
koelt of verwarmt
onvoldoende.
Neem contact op met uw installateur als u na controle van alle bovenstaande
punten het probleem niet zelf kunt oplossen. Geef hem de symptomen door, de
volledige modelnaam van de unit (met indien mogelijk ook het fabricagenummer)
en de installatiedatum (mogelijk vermeld op de garantiekaart).
De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:
▪
De airconditioner start niet meteen nadat u op de AAN/UIT-knop van de
gebruikersinterface drukt. Als het bedrijfslampje brandt, is toestand van het
systeem normaal. Om overbelasting van de compressormotor te voorkomen,
start de airconditioner pas 5 minuten nadat hij werd uitgeschakeld. Deze
vertraging wordt ook toegepast na gebruik van de keuzeknop voor de
bedrijfsstand.
▪
Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld. Wacht één
minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.
De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de instelknop voor de
ventilatorsnelheid drukt. Wanneer de kamertemperatuur bij het verwarmen de
ingestelde temperatuur bereikt, valt de buitenunit stil en gaat de ventilator van de
binnenunit korte tijd snel draaien. Dit gebeurt om de drukvereffening in het
systeem te versnellen en om te voorkomen dat zich koelmiddel ophoopt in de
warmtewisselaar.
Maatregel
▪
Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van de
buitenunit of de binnenunit niet geblokkeerd is.
Verwijder eventuele obstakels en zorg voor
voldoende ventilatie.
▪
Controleer of het luchtfilter niet verstopt is (zie
"10.2.1 Luchtfilter
reinigen" [
▪
Controleer de temperatuurinstelling.
▪
Controleer de instelling van de ventilatorsnelheid
op uw gebruikersinterface.
▪
Controleer of er geen deuren of ramen openstaan.
Sluit alle deuren en ramen om te voorkomen dat
er wind binnenkomt.
▪
Controleer of er niet te veel mensen aanwezig zijn
in de kamer tijdens het koelen. Controleer of de
warmtebron in de kamer niet te groot is.
▪
Controleer of er geen rechtstreeks zonlicht in de
kamer schijnt. Gebruik gordijnen of jaloezieën.
▪
Controleer of de luchtstroomhoek goed is.
4
32]).
FXFN50~112A2VEB
CO₂ Conveni-Pack: binnenunit
4P677925-1 – 2021.07