Nieuw IP-adres instellen en controleren
Als u het nieuwe IP-adres van de netwerkinterface wilt instellen
dat u van de netwerkbeheerder hebt gekregen, gebruikt u de
opdracht ping en de opdracht arp -s om een ARP-vermelding te
maken.
Opmerking:
In het volgende voorbeeld is het MAC-adres van de netwerkinterface
gelijk aan 00:00:48:93:00:00 (hexadecimaal) en is het IP-adres dat u
toewijst 192.168.100.201 (decimaal). Wanneer u deze opdrachten
gebruikt, vervangt u deze adressen door de correcte adressen.
1. Op de opdrachtregel voert u de volgende opdracht in:
Voorbeeld: arp -s 192.168.100.201 00-00-48-93-00-00
2. Voer de opdracht ping uit om het IP-adres te verkrijgen via
pingen.
Voorbeeld: ping 192.168.100.201
3. De netwerkinterface zou nu moeten reageren op de ping. Is
dit niet het geval, dan hebt u het MAC-adres of het IP-adres
in de opdracht arp -s mogelijk verkeerd getypt. Controleer dit
en probeer het nogmaals. Reageert de netwerkinterface nog
steeds niet, dan moet u deze opnieuw initialiseren voor u het
opnieuw probeert.
4. Druk een netwerkstatusvel af om te controleren of het nieuwe
IP-adres is toegewezen aan de netwerkinterface.
Opmerking:
Wanneer het IP-adres is ingesteld met de opdracht ping wordt
automatisch het subnetmasker gewijzigd door de klasse van het
IP-adres. Als u het subnetmasker en de standaardgateway wilt
wijzigen voor uw netwerkomgeving, gebruikt u EpsonNet Config
voor Windows of Macintosh.
220