9
Installatie van het toebehoren
9.1
CAN-BUS toebehoren
Op het CAN-BUS aan te sluiten toebehoren wordt op de installatiekaart
in de binneneenheid parallel met de CAN-BUS-aansluiting voor de bui-
teneenheid ODU Split aangesloten. Toebehoren kan in serie met andere
op de CAN-BUS aangesloten eenheden worden aangesloten.
Bij toebehoren moeten de 4 aansluitingen gebruikt worden. Daarom ook
de aansluiting "Out 12V DC" op de installatiemodule aansluiten.
Max. kabellengte 30 m
Minimumdiameter Ø = 0,75 mm
9.2
EMS-BUS voor toebehoren
Voor toebehoren, dat op de EMS-BUS-BUS wordt aangesloten, geldt het
volgende (zie ook installatiehandleiding van het betreffende toebeho-
ren):
▶ Wanneer meerdere BUS-eenheden zijn geïnstalleerd, moeten deze
onderling een minimale afstand van 100 mm hebben.
▶ Wanneer meerdere BUS-eenheden zijn geïnstalleerd, moeten ze in
serie of stervormig worden aangesloten.
▶ Gebruik kabels met een minimale doorsnede van 0,5 mm
▶ Gebruik bij externe inductieve invloeden (bijvoorbeeld van FV-instal-
laties) afgeschermde kabels. Aard daarbij de afscherming aan
slechts één zijde aan de behuizing.
▶ Sluit de kabel op de installatiemodule op klem EMS-BUS aan.
Voer de aansluiting conform afb. 20 op dezelfde klem parallel uit wan-
neer op de EMS-aansluitklem al een bestanddeel is aangesloten.
Afb. 20 EMS-aansluiting op installatiemodule
Compress 3400i AWS – 6721827821 (2023/08)
2
2
.
0010012105-002
9.3
Kamertemperatuurgestuurde regelaar
Wanneer de kamertemperatuurgestuurde regelaar na de inbedrijfstel-
ling van de installatie wordt geïnstalleerd, moet deze in het inbedrijfstel-
lingsmenu als bedieningseenheid voor cv-circuit 1 worden ingesteld (
handboek regelaar).
▶ Kamertemperatuurgestuurde regelaar overeenkomstig de handlei-
ding voor de kamertemperatuurgestuurde regelaar monteren.
▶ De keuze "Ext kamertemperatuurgestuurde regelaar" moet altijd op
"nee" worden ingesteld, zelfs wanneer een kamertemperatuurge-
stuurde regelaar is geïnstalleerd.
▶ Vóór de inbedrijfstelling van de installatie de kamertemperatuurge-
stuurde regelaar als afstandsbediening "Fb" instellen ( handleiding
van de kamertemperatuurgestuurde regelaar).
▶ Voer vóór de inbedrijfstelling van de installatie op de kamertempera-
tuurgestuurde regelaar eventueel de instelling voor het cv-circuit uit
( handboek van de kamertemperatuurgestuurde regelaar).
▶ Geef bij de inbedrijfstelling van de installatie aan, dat een kamertem-
peratuurgestuurde regelaar als bedieningseenheid voor cv-circuit 1
geïnstalleerd is ( handleiding van de regelaar).
▶ Voer de instellingen van de kamertemperatuur overeenkomstig de
handleiding van de regelaar uit.
9.4
Externe ingangen
Leg om inductieve invloeden te voorkomen alle laagspanningskabels
(meetstroom) met 100 mm minimale afstand tot stroomgeleidende
230 V- of 400 V-kabels.
Gebruik voor het verlengen van de kabels van temperatuursensoren de
volgende kabeldiameters:
• Tot 20 m kabellengte: 0,75 tot 1,50 mm
• Tot 30 m kabellengte: 1,0 tot 1,50 mm
Maximale belasting aan relaisuitgangen: 2 A, cosφ > 0,4. Bij een hogere
belasting is het gebruik van een tussenrelais nodig.
WAARSCHUWING
Materiële schade door verkeerde aansluiting!
Door aansluiting op een verkeerde spanning of stroomsterkte is schade
aan elektrische bestanddelen mogelijk.
▶ Voer uitsluitend aansluitingen op externe aansluitingen van de bin-
neneenheid uit, die voor 5 V en 1 mA aangepast zijn.
▶ Wanneer koppelrelais nodig zijn, uitsluitend relais met goudcontac-
ten gebruiken.
Installatie van het toebehoren
2
2
25