beWeRKIngsgRens
Bewerkingsgrenzen stellen zones vast die wel of niet bewerkt
moeten worden met ABSC of BoomPilot. Grenzen kunnen in alle
navigatiefuncties worden vastgesteld. U kunt in één keer één
buitenrand en maximaal vijf (5) binnenranden opslaan.
Een gebruiker kan via Gegevens - > Taakgegevens - > Beheren of
via Fieldware Link taken dupliceren en bewerken om dat grenzen en
hulplijnen voor verschillende applicaties in hetzelfde veld opnieuw
te gebruiken.
Om een buitengrens vast te stellen:
1. Rijd naar een gewenste locatie aan de rand van het veld/
applicatiegebied.
2. Druk op het tabblad NAVIGATIE EN GELEIDINGSOPTIES
om de navigatieopties weer te geven.
3. Druk, terwijl het voertuig rijdt, op het pictogram GRENS
4. Rijd langs de rand van het veld/gebied.
5. Rond dit proces af:
►Rij tot binnen één lijnbreedte van het startpunt. De grenslijn wordt
automatisch gesloten (de witte navigatielijn zal zwart worden)
►Druk op het pictogram BEGRENZING AFRONDEN
rechte lijn voltooit de begrenzing tussen uw huidige locatie en
het startpunt.
6. Druk op:
►Opslaan – om de begrenzing op te slaan
►Verwijderen – om de begrenzing te verwijderen
N.B.:
op de externe of oorspronkelijke begrenzing kan het pictogram
BEGRENZING AFRONDEN
grijs weergegeven), totdat de minimumafstand is bereikt (vijf
keer de lijnbreedte).
Wanneer u een grens vastlegt terwijl er één of meer gieken
ingevouwen en uitgeschakeld zijn, dient u deze configuratie gedurende
het rijden langs de omtrek te handhaven. Alle wijzigingen ten aanzien
van het aantal ingeschakelde gieken - en dus van de breedte van de
machine - die plaatsvinden nadat het proces voor het in kaart brengen
van de begrenzing is gestart, resulteren in het kaart brengen van de
grenzen langs de buitenrand van alle geprogrammeerde gieken - niet
noodzakelijkerwijs van de gieken die op een bepaald moment tijdens
het rijden langs de grenzen in werden ingeschakeld.
Wanneer u een begrenzing in kaart brengt terwijl bepaalde gieken
zijn uitgeschakeld, dient u BoomPilot in de handmatige modus
te zetten en de Hoofd- en Giekschakelaars voor alle gieken die
tijdens de procedure worden gebruikt IN te schakelen. Wanneer u de
procedure hebt voltooid, kunnen de schakelaars van de gieken worden
UITgeschakeld. De hoofdschakelaar blijft AAN en BoomPilot kan weer
in de automatische modus
worden gezet. Vervolgens kunt u de
automatische bediening van de gieksectie gebruiken.
N.B.:
wanneer een begrenzing in kaart wordt gebracht terwijl
een aantal gieken zijn ingevouwen, zoals hierboven werd
beschreven, moet u misschien het pictogram A+ VERPLAATS
A
op de hulplijn gebruiken voor de correcte positionering
van achtereenvolgende ritten in het veld.
44
www.teejet.com
.
. Een
niet geselecteerd worden (in
Figuur 6-30: Rondom in werking
0,00
ha
2,32
Markeer A
ha
Figuur 6-31: Grens afronden - Rechte lijn tot startpunt
2,32
Markeer A
ha
Figuur 6-32: Grens afronden - Rijden tot startpunt
4,68
Markeer A
ha
0,0
km/u
7,2
km/u
7,2
km/u
7,2
km/u