11. Gebruik van de Wi-Fi/Bluetooth-functie
Als verbinding gemaakt wordt via een draadloos toegangspunt ([Via netwerk]):
∫
(Op de camera)
1 Selecteer [Via netwerk].
• Volg de verbindingsprocedure die beschreven wordt op
met een draadloos toegangspunt te laten maken.
(Op uw smartphone)
2 Schakel de Wi-Fi-functie in het instellingenmenu van de smartphone in.
3 Verbind de smartphone met het draadloze toegangspunt waarmee de camera
verbonden is.
4 Start "Image App".
Als de camera en de smartphone rechtstreeks met elkaar verbonden worden
∫
([Direct]):
(Op de camera)
1 Selecteer [Direct].
• Volg de verbindingsprocedure die beschreven wordt op
met de smartphone te laten maken.
(Op uw smartphone)
2 Start "Image App".
Eindigen van de Wi-Fi-verbinding
1
Zet de camera in de opnamemodus.
• Druk de sluiterknop tot halverwege in om naar de opnamemodus terug te keren.
2
Selecteer de menu-items van de camera om de
Wi-Fi-verbinding te beëindigen.
>
MENU
> [Ja]
• U kunt de verbinding ook beëindigen door op de camera
op [Wi-Fi] te drukken.
3
Sluit de "Image App" op de smartphone.
• Als met de smartphone met [4K-voorburst] opgenomen wordt, beëindig de verbinding dan pas
nadat naar de 4K-burst-opname geschakeld is, door op de camera op [
[Set-up] > [Wi-Fi] > [Wi-Fi-functie]
P264
P266
236
om de camera verbinding
om de camera verbinding
] te drukken.