8
Inhoudsopgave
8.4
Gasflessen
➢ Gasflessen altijd in de gaskast vervoeren.
➢ Plaats de gasflessen altijd verticaal in de gaskast en zet ze vast zodat ze niet kun-
➢ Sluit het hoofdafsluitventiel op de gasfles, voordat u de gasdrukregelaar of de gas-
➢ De gasdrukregelaar alleen met de hand op de gasflessen aansluiten. Geen ge-
➢ Gebruik alleen speciale gasdrukregelaars met een veiligheidsventiel die specifiek
➢ Alleen gasflessen van 11 of 5 kg gebruiken. Campinggasflessen met ingebouwde
➢ Voor outdoor gasflessen, gebruik indien mogelijk korte slangen (max. 150 cm).
➢ Controleer de gasslang regelmatig op slijtage en scheuren. Let op de vervaldatum.
➢ Schroefverbindingen aan de gasdrukregelaars hebben linkse schroefdraad.
➢ De gasdrukregelaar vermindert de gasdruk van de gasfles op de bedrijfsdruk van
8.5
Gasfles wisselen
➢ Controleer na het wisselen van de gasflessen of gas aan de aansluitpunten ont-
➢ De gasslangen zonder knikken installeren (linker slang naar de rechter fles, rechter
➢ De gaskast bevindt zich afhankelijk van het model aan de linker kant van de auto.
➢ Voor openen van de gasfles de stickers (Duo-Control systeem) opvolgen.
132
nen draaien.
slang van de gasfles verwijdert.
reedschap gebruiken.
in voertuigen worden gebruikt. Andere gasdrukregelaars zijn niet toegestaan en
voldoen niet aan de eisen.
terugslagklep (blauwe flessen met max. 2,5 resp. 3 kg inhoud) mogen in uitzonde-
ringsgevallen met een veiligheidsventiel worden gebruikt.
de gasapparaten.
snapt. Daarvoor de aansluitplaats met lekkageopsporingsspray besproeien (Cart-
hago accessoirehandel).
slang naar de linker fles). Knikken kunnen de gastoevoer belemmeren.
CAR-0000-00NL