De volgende submenu's voor de in‐
stellingen verschijnen:
■ Taal
■ Beeldscherm
■ Geluid
■ Klok
■ Veiligheidsaanwijzingen
■ Startscherm
■ Toetsenborden
■ Eenheden instellen
■ Status en informatie
■ SD-kaart verwijderen
■ Fabrieksinstellingen terugzetten
Druk op Gereed om te bevestigen dat
de systeeminstellingen zijn gewijzigd.
Taal
Om de taal en het stemtype van het
infotainmentsysteem te wijzigen.
Beeldscherm
De volgende instellingen verschijnen:
■ Helderheid overdag: Helderheid
van het scherm aanpassen aan het
lichtniveau buiten (daglicht).
Als er weinig licht is, is het display‐
scherm eenvoudiger af te lezen als
het display niet te helder is.
■ Helderheid in het donker: Helder‐
heid van het scherm aanpassen
aan het lichtniveau buiten (lichtni‐
veau 's avonds en 's nachts).
Als er weinig licht is, is het display‐
scherm eenvoudiger af te lezen als
het display niet te helder is.
■ In het donker omschakelen naar
nachtmodus: Automatische om‐
schakeling tussen helderheid bij
daglicht/in het donker activeren.
De nachtmodus wordt geactiveerd
als het buiten donker is of als de
koplampen worden ingeschakeld.
■ Nachtmodus gebruiken: Nachtmo‐
dus activeren.
Geluid
De volgende submenu's voor de in‐
stellingen verschijnen:
■ Geluidsniveaus: Volume en gelui‐
den aanpassen voor verkeersinfor‐
matie, handsfree-telefoonsysteem,
Inleiding
beltoon, toepassingswaarschuwin‐
gen, systeemstem en navigatie‐
aanwijzingen.
■ Waarschuwingen: Waarschu‐
wingsvolume instellen en waar‐
schuwingen in- en uitschakelen
wanneer het displayscherm is uit‐
geschakeld.
■ Snelheidsgevoeligheid: Snelheids‐
afhankelijke volumeaanpassing in‐
stellen.
■ Computerstem: Bepalen welk type
informatie door het infotainment‐
systeem wordt uitgesproken.
■ Stem: Wijzig de stem die door het
infotainmentsysteem wordt ge‐
bruikt.
Klok
Systeemklok en notatie van de tijd‐
weergave instellen.
Aanbevolen wordt om de automati‐
sche tijdinstelling ingeschakeld te
houden.
39