Afb.
g
Gebruik daarna de schroeven (S8), evenals
geschikte pluggen (S9), voor het monteren van de
plafondophanging tegen het garageplafond.
Afb.
h
De diagonalen van de beide horizontale deur-
looprails opmeten. Kies hiervoor aan beide zijden
hetzelfde referentiepunt. De beide diagonalen moe-
ten dezelfde waarde hebben, om een wrijvingsarme
deurloop te waarborgen. Controleer ook de horizonta-
le uitlijning van de looprailparen met een waterpas en
daarna pas de bouten van de ophanging aanhalen.
Afb.
i
De resterende plafondophangingen, bestaan-
de uit de ankerrail (27), aansluitprofiel (28) en de
bouten en moeren (S6 + S12) voormonteren. De pla-
fondophanging met de bouten en moeren (S6 + S12)
vastschroeven op het looprailpaar (14R/14L), voor
aan de verbindingsplaat (18) en in het midden aan
het looprailophangprofiel (19).
Afb.
j
Controleer het looprailpaar (14R/14L) op even-
tuele torderingen en daarna de resterende plafondop-
hangingen tegen het garageplafond monteren met de
schroeven (S8) en geschikte pluggen (S9).
Afb.
k
Bij stabiliteitsproblemen bij de achterste pla-
fondophanging, extra diagonaalschoren aanbrengen.
4.4.7 Montage van de torsieveeras
Afb.
a
en Afb.
b
, Pagina A12. Schuif de voorge-
monteerde rechter torsieveeras (35R) in de lager-
plaathouder (4R) en deze vastschroeven met de
bout (S11).
Afb.
c
en Afb.
d
Schuif het tussenlager (37) op de
torsieveeras (35R). Houd hierbij rekening met de vol-
gende punten:
LET OP
Bij deuren vanaf BRB 3530 mm zijn
twee tussenlagers (37) noodzakelijk.
Monteer per zijde en torsieveer (35R/L)
een tussenlager (37). Zorg ook hier
voor voldoende afstand t.o.v. de torsie-
veren (35R/L). De afstand moet mini-
maal 120 mm zijn.
LET OP
Tussenlagers (37) moeten exact zijn
uitgelijnd.
Zorg voor een exacte uitlijning van het
tussenlager (37), om onbalans te voor-
komen en een rustige asloop te berei-
ken.
•
Zorg voor een voldoende afstand t.o.v. de
torsieveren (35R), deze moet minimaal 120 mm
zijn.
•
Houd ook rekening met de plaats voor de
askoppeling (38) en de montage hiervan.
•
Plaats de tussenlagers (37) met ca. 50 mm
verzet t.o.v. het deurmidden, voor voldoende
plaats voor een eventuele deuraandrijving.
•
Kies een geschikt referentiepunt (bovenkant
kozijnprofielen 1R en 1L, garageplafond), voor
het bepalen van de positie van het tussenlager.
Afb.
e
Het tussenlager met de schroeven (S9) en de
pluggen (S8) vastschroeven.
Afb.
f
Schuif de askoppeling op het asuiteinde van
de rechter torsieveer (35R).
Afb.
g
Monteer de linker torsieveeras (35L) op de-
zelfde wijze als de rechter. Schuif daarna de askop-
peling (38) in het midden tussen de beide asuiteinden
en deze slechts licht aanhalen, om het nastellen nog
mogelijk te maken.
Afb.
h
Na het afronden van de montage van de tor-
sieveeras, de ingrijpbeveiliging (39) tussen de loop-
railbochtstukken (30) en het horizontale looprailpaar
(14R/14L) monteren.
4.5
Montage van het deurblad
4.5.1 Voormontage van de vloersectie
Afb.
a
Afb.
b
, Pagina A16. Verwijder bij elk deur-
segment altijd als eerste de beschermfolie, door de
beschermfolie voorzichtig langs een eindkap in te
snijden en daarna los te trekken.
Afb.
c
Afb.
d
Het logo aanbrengen op de buitenzij-
de van de vloersectie (44) en daarna aan de binnen-
zijde de vloergreep (49) met de bouten (S13) vast-
schroeven. Het toegestane aanhaalmoment van
10 Nm aanhouden bij het vastschroeven.
4.5.2 Montage van de vloersectie
Afb.
a
, Pagina A17. Reinig de afdichtingen van de
kozijnprofielen (1R/L) met een vochtige doek. Positio-
neer de vloersectie (44) in het deurframe en beveilig
het tegen omvallen.
Afb.
b
Afb.
c
Monteer zowel links- als rechtsboven
een buitenscharnier (48) met een looprol (56), door
per buitenscharnier (48) een looprol (56) in te steken
en deze in de verticale looprail te plaatsen. De bui-
tenscharnieren (48) elk met twee schroeven (S13) op
de vloersectie (44) vastschroeven. Het toegestane
aanhaalmoment van 10 Nm aanhouden bij het vast-
schroeven.
Afb.
d
Afb.
e
De staalkabel (104) van de torsieveer-
as (35R/35L) afrollen. Leid de staalkabel (104) achter
de gemonteerde looprollen (56) langs en steek deze
met de sok en de kunststofbus (59) op de pen van de
kabelbevestiging (57R/57L). Borg de staalkabel (104)
met de splitpen (60).
Afb.
f
Monteer links- en rechtsonder de kabelbeves-
tigingen (57R/57L) met de bouten (S13) op de vloer-
sectie (44). Het toegestane aanhaalmoment van
10 Nm aanhouden bij het vastschroeven.
Afb.
g
Plaats de onderste looprollen (50) in de verti-
cale looprails deze met de bouten (S5) op de kabel-
bevestigingen (57R/57L) vastschroeven.
NL - 53