g
Let op ! !
Zorg ervoor dat de kabels geen hete
keteldelen raken.
15.3.6 Afstelling van de ontstekingselektrode
Controleer de afstelling van de ontstekingselektrode, de
afstand tussen de penpunten moet 3 mm zijn (zie afb.
25). Zonodig de elektrode inclusief pakking vervangen.
afb. 25 ontstekingselektrode
00.31H.79.00013
15.3.7 C ontrole gasfilter
Meet het drukverschil dP tussen de 2 meetpunten (P
P
, zie afb. 26) op het gasfilter.
u
- dP groter dan 10 mbar: vervang het gasfilter.
- dP tussen de 6 en de 10 mbar: bepaal de uitgaande
druk P
. Is deze lager dan 18 mbar, dan gasfilter
u
vervangen.
- dP lager dan 6 mbar: OK.
Remeha Gas 310 ECO
afb. 26 Gasfilter met meetpunten
15.3.8 Controle van de waterdruk
De waterdruk in de ketel moet minimaal 0,8 bar bedra-
gen. Geadviseerd wordt de installatie bij te vullen tot
een keteldruk van minimaal 1,5 bar.
Als er een waterdruksensor is gemonteerd (optie) dan
zal deze bij een waterdruk lager dan ingesteld (werkge-
bied 1-4 bar, fabrieksinstelling 0,8 bar) een blokkering
b^@ geven.
15.3.9 Neutralisatie-installatie
Spoel de neutralisatie-installatie (indien aanwezig) zorg-
vuldig door met water en controleer het niveau van de
korrels. Voeg zonodig bij tot het maximum. Controleer
en
de zuurgraad met een teststrookje om de pH-waarde
i
van het condenswater dat uit de installatie komt te
bepalen. De pH-waarde moet liggen tussen de 7 en 9.
15.3.10 Controle op lekkage
Controleer visueel op waterlekkage.
Controleer met behulp van een snuffelaar of spiegel
(deze beslaat) op rookgaslekkage en met een snuffelaar
of spray op gaslekkage.
52