8.9.4 Rookgasklep
Een rookgasklep voorkomt, bij cascadetoepassing , dat
de rookgassen via een buiten bedrijfszijnde ketel wor-
den afgevoerd. De ketel is daarmee geschikt voor over-
drukinstallaties.
De rookgasklep dient te worden aangesloten op de 4-
pins contrastekker X14 bij de 230 Volt-klemmenstrook.
8.9.5 Gemotoriseerde smoorklep
Bij een cascadeopstelling, zorgt een gemotoriseerde
smoorklep ervoor dat, een niet in bedrijfszijnde ketel,
hydraulisch is afgekoppeld. Als de gemotoriseerde
smoorklep helemaal open is, wordt het ketelvrijgavecon-
tact gesloten.
De gemotoriseerde smoorklep dient te worden aange-
sloten op de klemmen X27-11, X27-12 en X27-13 van
de 230 Volt-klemmenstrook.
De eindschakelaar van de gemotoriseerde smoorklep
dient op de vrijgave ingang op klemmen X29-3 en X29-4
van de 24 Volt-klemmenstrook te worden aangesloten
(eerst draadbrug verwijderen).
Na het uit bedrijf gaan van de ketel, blijft de gemoto-
riseerde smoorklep open staan gedurende de op de
besturingsautomaat ingestelde nadraaitijd van de pomp
(dit geldt ook wanneer er geen pomp op de besturings-
automaat aangesloten is). Zie par. 8.10.1 en par. 13.1.2.
8.10 Overige aansluitingen
8.10.1 Circulatiepomp
De Remeha Gas 310 ECO is voorzien van een aan/uit-
pompschakeling, waarmee een externe circulatiepomp
aangesloten kan worden van 230 Volt (50Hz) / 2 Ampè-
re. Deze pomp wordt om de 24 uur even ingeschakeld
om vastzitten te voorkomen (24-uurs pompbedrijf).
De aan/uit pomp dient te worden aangesloten op de
9
INsTALLATIEVOORsChRIfT VOOR dE GAsTEChNIsChE INsTALLATEuR
9.1 Gasaansluiting
De ketel is geschikt voor het verstoken van aardgas
categorie I
2E(R)B .
De ketel moet op de gasleiding worden aangesloten
overeenkomstig de in de NBN D 51-003 (voor huishou-
delijke gasleidinginstallaties) of NBN D 51-004 (voor
industriële gasinstallaties) gestelde eisen. In de nabij-
heid van de ketel dient een gasstopkraan te worden
opgenomen.
De gasaansluiting bevindt zich aan de bovenzijde van
de ketel (zie afb. 02). De ketel is standaard voorzien van
een gasfilter om vervuiling te voorkomen.
9.2 Gasdrukken
De ketel is geschikt voor een gasdruk van 17 - 30 mbar.
De ketel is, in overeenstemming met bestelling, door
Remeha voor Gronings aardgas (L-gas) ingesteld bij 25
mbar voordruk of voor H-gas bij 20 mbar (zie opschrift
etiket).
Remeha Gas 310 ECO
aansluitklemmen X27-8, X27-9 en X27-10 van de 230
Volt-klemmenstrook.
Door een programmakeuze op het gebruikersniveau kan
naar wens de nadraaitijd van de circulatiepomp na einde
warmtevraag ingesteld worden (zie par.13.1.2).
g
Let op ! !
fase / nulgevoelig!
Contactbelasting aansluitklemmen X27-9 en X27-10:
Spanning
: 230 Volt
Maximale stroom
: 2 Ampère.
De waterzijdige weerstand bij een dT van 20° voor de
verschillende vermogensvarianten van de Remeha Gas
310 ECO is te vinden in tabel 02, par. 4.2
8.10.2 Vorstbeveiliging
Als het cv-water te ver in temperatuur daalt, treedt de
ingebouwde ketelbeveiliging in werking.
Als de aanvoerwatertemperatuur:
- lager is dan 7°, dan wordt de, op de
ketel aangesloten, circulatiepomp door de
besturingsautomaat ingeschakeld;
- lager is dan 3°, dan wordt de ketel met minimaal
vermogen ingeschakeld;
- hoger wordt dan 10°, dan worden ketel en
circulatiepomp weer uitgeschakeld. De circulatiepomp
heeft nu een vaste nadraaitijd van 15 minuten.
g
Let op ! !
Dit is dus alleen een beveiliging voor
de ketel. Een eventuele vorstthermostaat
(minimaalthermostaat) kan aangesloten worden op
klemmen X29-9 en X29-10 van de 24
Volt-klemmenstrook.
De 7-, 8- en 9-leden uitvoeringen zijn ook geschikt voor
een gasdruk tot 100 mbar. De ketel moet in dit geval in
het veld worden nageregeld voor een juiste CO
ling. De tolerantie op de voordruk is ± 5 mbar.
9.3 Gas- /luchtverhoudingsregeling
De ketel is voorzien van een pneumatische gas-/lucht-
verhoudingsregeling. Doel van de gas-/luchtverhou-
dingsregeling is dat bij een variërende belasting de
verhouding tussen de gas- en de luchthoeveelheid in de
brander op een constant niveau gehouden wordt. Hier-
mee wordt een schone en betrouwbare verbranding en
een hoog deellastrendement over het gehele belastings-
bereik zeker gesteld.
De minimale luchtdoorstroming wordt voor de start
bewaakt door een luchtdrukverschilsensor.
30
-instel-
2