7.3 Rookgasafvoer en luchttoevoer
7.3.1 Type-indeling in verband met afvoer rookgassen
Indeling volgens CE:
Type b23: Open ketel zonder trekonderbreker. Lucht uit
opstellingsruimte; rookgasafvoer bovendaks.
Type C33: Gesloten ketel, aangesloten op gecombi-
neerde verticale terminal.
Type C43: Gesloten ketel in cascade, aangesloten op
een gemeenschappelijk luchttoevoer- en rookgasafvoer-
kanaal (mits er bij overdruk een optionele rookgasklep
wordt toegepast).
Type C53: Gesloten ketel, aangesloten op separaat
luchttoevoer- en rookgasafvoerkanaal, uitmondend in
verschillende drukvlakken.
Open uitvoering:
Open ketels betrekken de benodigde verbrandings-
lucht uit het lokaal waar zij zijn opgesteld. De minimaal
benodigde luchttoevoeropeningen dienen conform de
voorschriften van de NBN B61-001 te worden voorzien.
Om te voorkomen dat de brander snel zou vervuilen
door aangezogen bouwstof, wordt aanbevolen om de
verbrandingsluchttoevoer de optionele luchttoevoerfilter
(LTV) te monteren. Dit filter is gemaakt van hoogwaardig
anti-statisch filterpapier. Het relatief grote oppervlak van
het filter heeft een lage weerstand en de hoge filter-
graad zorgt voor een groot stofopnamevermogen. Een
tabel met maximaal te overbruggen afvoerlengtes voor
de Remeha Gas 310 ECO in open uitvoering vindt u in
par. 7.3.5.
Gesloten uitvoering:
Door toepassing van een luchttoevoerleiding verkrijgt
men een gesloten systeem (vóór het aanbrengen van
de luchttoevoerleiding dient men eerst het rooster te
verwijderen). Ook is verbrandingsluchttoevoer en rook-
gasafvoer in verschillende drukvlakken mogelijk. Het
aantal plaatsingsmogelijkheden binnen het gebouw
neemt hierdoor toe, terwijl er over de uitmondingplaats
minder strenge eisen van toepassing zijn. Daarnaast
is de buitenlucht over het algemeen schoner, wat de
levensduur en de onderhoudsinterval van de ketel ten
goede komt. Een tabel voor de maximale lengtes van de
luchttoevoer -/rookgasafvoer voor de Remeha Gas 310
ECO in gesloten uitvoering vindt u in par. 7.3.6.
Zoals voorzien in de installatievoorschriften NBN D51-
003 moeten voor gesloten toestellen leidingen en termi-
nal door ons voorgeschreven worden. Voor meer details
verwijzen wij naar onze brochure: "Terminals en verbin-
dingsmateriaal".
7.3.2 Aansluitmogelijkheden
De Remeha Gas 310 ECO kan zowel open als gesloten
worden uitgevoerd. Indien de ketel gesloten wordt uitge-
voerd, dient men vóór het aanbrengen van de luchttoe-
voerleiding, eerst het rooster te verwijderen.
Remeha Gas 310 ECO
7.3.3 uitmonding
Zie voor uitmondingen de NBN D51-003 en addenda,
evenals NBN B 61-001. Over het algemeen kan gebruik
worden gemaakt van standaard Remeha terminals.
7.3.4 Overige eisen rookgasafvoer voor open en
gesloten toestellen
Rookgasafvoermateriaal:
Enkelwandig, star: roestvaststaal, dikwandig
aluminium of kunststof dat beantwoordt aan de
classificatie T160-P-W
volgens EN 1443.
Flexibel : roestvaststaal of kunststof dat beantwoordt
aan de classificatie T160-P-W volgens EN 1443.
Rookgasafvoerconstructie:
De toe te passen rookgasafvoerleiding dient wat betreft
constructie op naden en verbindingen, lucht- en water-
dicht te worden uitgevoerd of naadloos.
Horizontale gedeelten in de rookgasafvoer moeten op
afschot liggen richting ketel (minimaal 5 cm per meter).
Voeringkanalen:
Als voeringkanalen worden toegepast, dienen deze
vervaardigd te worden uit een luchtdichte, dikwandige
starre aluminium of roestvaststalen constructie (ook
buigbare kunststof en roestvaststalen voeringpijpen
zijn toegestaan). Aluminium is toegestaan, mits er geen
contact is met het bouwkundige gedeelte van het rook-
gasafvoerkanaal. Inspectie van het voeringkanaal moet
mogelijk zijn.
Luchttoevoermateriaal:
Enkelwandig, star of flexibel: aluminium, roestvaststaal
of eventueel kunststof.
Luchttoevoerconstructie:
Bij toepassing van de gesloten keteluitvoering dient ook
de luchttoevoerleiding luchtdicht te worden uitgevoerd.
Dit ter voorkoming van aanzuiging van 'valse' lucht (let
op het verwijderen van het rooster).
Horizontale gedeelten in de luchttoevoer moeten op
afschot liggen richting toevoeropening. Indien de lucht-
toevoerleiding door verwarmde ruimten loopt (of een
slecht geventileerd ketelhuis) kan er zich bij lage bui-
tentemperaturen condens aan de buitenkant van de
luchttoevoerleiding vormen. Het dubbelwandig uitvoeren
of het dampdicht isoleren van deze leiding kan con-
densvorming voorkomen. Voor meer details verwijzen
wij naar de specifieke informatiebrochure: "Terminals en
verbindingsmateriaal".
7.3.5 Open uitvoering
Indeling volgens CE:
Type b23: Open ketel zonder
trekonderbreker. Lucht uit opstellingsruimte; rookgasaf-
voer bovendaks.
16