VASTE AANVOERTEMPERATUUR
Als de warmtepomp moet werken richting een buffervat
met vaste temperatuurinstelling moet u een externe aan-
voertemperatuursensor (BT25) aansluiten. De sensor wordt
in de tank geplaatst.
De volgende menu-instellingen worden verricht:
Menu
1.30.4 - min. aanv.temp. verw
1.30.6 - max. aanvoertemp.
7.1.2.1 - bedr.modus circulatie-
pomp
4.1 - bedrijfsstand
KOELING
Koeling in systeem met 2 leidingen
Koeling en verwarming worden gedistribueerd via hetzelfde
klimaatsysteem.
Als er gevaar bestaat voor condensatie moeten componen-
ten en klimaatsystemen worden geïsoleerd om condensatie
tegen te gaan, een en ander volgens de geldende normen
en bepalingen.
16
Hoofdstuk 4 | Installatie installeren
Menu-instelling (plaatselijke
variaties kunnen vereist zijn)
Gewenste temperatuur in de
tank.
Gewenste temperatuur in de
tank.
intermitterend
handmatig
Koeling in systeem met 4 leidingen
Met het accessoire NIBE AXC 30 kunnen afzonderlijke koe-
lings- en verwarmingssystemen worden aangesloten via
een wisselklep.
Voor het aansluiten van de aanvoertemperatuursensor voor
koeling (BT64) en de wisselklep voor koeling (QN12), zie
hoofdstuk "Aansluitingen".
-EP45
-EP45-GP10
-EQ1-BT64
EXTRA AFGIFTESYSTEEM
In gebouwen met meerdere klimaatsystemen die verschil-
lende aanvoertemperaturen verlangen, kan het accessoire
ECS 40/ECS 41 worden aangesloten.
Een shuntklep verlaagt dan bijvoorbeeld de temperatuur
naar het vloerverwarmingssysteem.
-EP21
-EP21-AA25
-EP21-BT2
-EP21-BT3
-EP21-QN25
ZWEMBAD
Met het POOL 40 accessoire kunt u het zwembad verwarmen
met uw systeem.
Tijdens zwembadverwarming circuleert het verwarmings-
middel tussen de warmtepomp en de wisselaar van het
zwembad. Hierbij wordt de laadpomp van de warmtepomp
gebruikt.
-CL11
-CL11-AA25
-CL11-EP5
-CL11-GP9
-EP21-GP10
-CL11-BT51
-CL11-HQ4
NIBE SMO S40