Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Beschermingsfuncties - Komfovent RHP STANDARD Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor RHP STANDARD:
Inhoudsopgave

Advertenties

NL
Een bepaalde luchtstroom is vereist voor de goede werking van een warmtepomp (zie "Installatiehand-
leiding" of technisch gegevensblad van de kast), d. w. z. om een e ciënte warmtewisseling te verzekeren
en de druk van het koelmiddel binnen de perken te houden. Wanneer de luchtstroom onder een mini-
mumgrens daalt, wordt het vermogen van de warmtepomp tijdelijk verminderd en pas hervat wanneer
de luchtstroom toeneemt. Als de vraag naar verwarming/koeling toeneemt wanneer de warmtepomp is
uitgeschakeld, worden extra verwarmers/koelers geactiveerd
Wanneer de warmtepomp in werking is, raden wij aan luchtbehandelingskasten
te gebruiken met het kleinst mogelijke luchtvolumeverschil tussen de toevoer- en
afvoerluchtstromen. Bij grote onevenwichtigheden in het debiet (>20%) nemen de
capaciteit en het rendement van de warmtepomp af, waardoor de compressor op
een kritische koelmiddeldruklimiet werkt. Dit leidt tot een kortere levensduur en een
grotere kans op defecten.
Wanneer de vraag naar verwarming of koeling niet hoog is (bijvoorbeeld wanneer
de luchttemperatuur slechts enkele graden hoeft te worden gewijzigd) en de ventila-
tie-intensiteit laag is, zijn grotere schommelingen voelbaar dan de normaal gelever-
de temperatuur. Dit kan komen doordat de compressor, zelfs bij minimale capaciteit,
meer warmte/koeling zal leveren dan nodig is om de gewenste temperatuur te berei-
ken. In dergelijke gevallen raden wij aan de luchtstroom van de unit te verhogen of
het temperatuurinstelpunt te wijzigen.
Om het energieverbruik van de luchtbehandelingskast te verminderen, werkt de warmtepomp niet
wanneer de buitenluchttemperatuur tussen 15°C en 20°C ligt, omdat in dat geval de roterende warmtewis-
selaar meestal in staat is de gewenste luchttemperatuur te bereiken.
Wanneer de warmtepomp geblokkeerd is vanwege een lage luchtstroom of vanwege grenswaarden
van de buitentemperatuur, verschijnt er een warmtepomp-verbod-pictogram op het bedieningspaneel (zie
hoofdstuk "Bedieningspaneel C5.1").
In de winter zal de verdamper van de warmtepomp op natuurlijke wijze bevriezen en periodiek over-
gaan in een automatische ontdooicyclus (zie hoofdstuk "Beveiligingsfuncties").

2.11. Beschermingsfuncties

De luchtbehandelingskast is voorzien van verschillende beschermingsfuncties die een invloed hebben
op de werking van de kast. De operator mag deze instelwaarden niet wijzigen. Deze functies beschermen
niet alleen de kast en de componenten tegen schade, maar ook het gebouw en de mensen wanneer het
ventilatiesysteem is blootgesteld aan gevaarlijke situaties.
Extern brandalarm zet de luchtbehandelingskast uit zodra die een signaal ontvangt van het brand-
alarmsysteem of de rookdetectors van het gebouw. De ventilatie wordt meteen stopgezet en er wordt geen
verse lucht meer naar brandzones gevoerd om te voorkomen dat het vuur zich verspreidt. Een brandalarm-
bericht wordt weergegeven op het bedieningspaneel of een ander apparaat waarmee de luchtbehande-
lingskast wordt bediend. Bij een vals brandalarm, bijvoorbeeld bij inspectie van het brandbeveiligings-
systeem, moet de luchtbehandelingskast opnieuw worden gestart nadat het signaal is uitgeschakeld en
het brandalarmbericht is bevestigd. Als dergelijke tests periodiek worden uitgevoerd, mag bevoegd on-
derhoudspersoneel de luchtbehandelingskast programmeren om te starten in de vorige modus nadat het
brandalarm is uitgeschakeld.
1
Hangt van de con guratie af.
10
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
1
.
RHP STANDARD_user manual_24-06

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave