Het aansluiten van het brandbeveiligingssignaal van het gebouw is beschreven in de
"Installatie-instructies".
Intern brandalarm zet de luchtbehandelingskast uit wanneer de luchttemperatuur in de kast stijgt.
Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer hete rook van een brandzone in of buiten het gebouw in de leidin-
gen komt. Deze functie voorkomt dat rook in het gebouw wordt verspreid en waarschuwt voor mogelijk
brandgevaar wanneer het brandbeveiligingssysteem van het gebouw nog niet gereageerd heeft. Wanneer
de luchtbehandelingskast is bedoeld voor gebruik in warme ruimten (bv. droogkamers, bakkerijen, ...), kan
deze functie worden uitgeschakeld. Dit mag uitgevoerd worden door bevoegd onderhoudspersoneel.
Oververhittingsbeveiliging elektrische verwarmer bestaat uit verschillende controlealgoritmes. De
ingebouwde thermostaten onderbreken de stroomtoevoer naar de elektrische verwarmer wanneer de tem-
peratuur ervan een kritieke waarde bereikt (bv. wanneer de regelelektronica van de verwarmer defect is).
Iedere elektrische verwarmer heeft 2 thermostaten.
•
De automatische thermostaat 70°C voorkomt dat de verwarmingsbuizen oververhit raken wanneer de
verwarmer werkt met hoog vermogen en laag luchtdebiet. De bescherming wordt hersteld zodra de
verwarmer afkoelt en de thermostaattemperatuur daalt. De werking van de verwarmer wordt automa-
tisch weer ingeschakeld.
•
Manuele resetthermostaat 100°C. In geval van oververhitting onderbreekt deze thermostaat de vol-
ledige stroomtoevoer van de verwarmer om de regelelektronica en plastic componenten in de buurt
te beschermen. De bescherming kan met de RESET-knop in de kast worden hersteld (zie hoofdstuk
"Storingen oplossen").
Pak de oorzaak van de oververhitting aan voordat de manuele resetthermostaat 100°C
weer wordt ingeschakeld.
Ventilatorkoeling van verwarmings-/koelapparaten. Als de luchtbehandelingskast is gestopt ter-
wijl de warmtepomp, elektrische verwarmer of het DX-apparaat (directe verdamping) nog loopt, wordt de
koeling van de ventilator gestart. De ventilatoren draaien op vaste snelheid totdat de verwarmingsbuizen
afkoelen of de koelmiddeldruk van de warmtepomp/ het DX-apparaat stabiliseert. De blaastijd is afhankelijk
van de opgehoopte warmte/koude en de intensiteit van de ventilatie en kan tot 15 minuten duren.
Waterluchtverwarmer vorstbescherming deze functie meet de watertemperatuur aan de afvoer
van de verwarmingsspoel. Bij lage buitentemperaturen kan water bevriezen. In dat geval wordt een 3-weg
mengklep geopend en wordt een warmwaterpomp gestart om te voorkomen dat de temperatuur van het
water in de verwarming zou dalen. Wanneer de temperatuur van het water afkomstig van de verwarmings-
spoel nog steeds onder de kritieke grens ligt, wordt de installatie uitgeschakeld en worden de buitenlucht-
dempers gesloten om te voorkomen dat koude lucht in de installatie komt.
Wanneer een luchtbehandelingskast gebruikt wordt bij temperaturen lager dan 0 °C,
moet een water-glycolmengsel gebruikt worden als warmtemedium of een retourwa-
tertemperatuur van minstens 25 °C hebben.
Een waterdebietsensor kan gebruikt worden als bijkomende vorstbescherming (zie hoofdstuk
"Waterdebietbewakingsfunctie").
Ontdooien warmtepompverdamper
Tijdens de werking in de winter, wanneer de warmtepomp in de verwarmingsmodus staat, begint het
condensaat op de verdamper te bevriezen en vormt zich ijsafzetting. Grote ijsafzettingen blokkeren de
luchtstroom in de verdamper en kunnen de warmtepomp beschadigen. Daarom wordt de verdamper auto-
matisch ontdooid bij gebruik in de winter.
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
RHP STANDARD_user manual_24-06
11