Hieronder worden algemene onderhoudsvoorschriften
opgesomd.
Dagelijks onderhoud
1
2
5
6
1 Controleer of de delen van de gashendel goed werken.
(Gashendelvergrendeling en gashendel.)
2 Maak de kettingrem schoon en controleer de remfunctie.
Controleer de kettingvanger op beschadigingen en
vervang indien nodig.
3 Maak het luchtfilter schoon. Vervang het indien nodig.
4 Het zaagblad moet voor evenwichtig afslijten dagelijks
worden omgekeerd. Controleer of de smeeropening niet
verstopt is. Maak de groef schoon. Als het zaagblad
uitgerust is met een poelie, moet die gesmeerd worden.
5 Controleer of de ketting en het zaagblad voldoende olie
krijgen.
6 Slijp de ketting en controleer de conditie en de spanning.
Controleer het kettingwiel op abnormale slijtage, vervang
indien nodig.
7 Maak de luchtinlaat van de starter schoon. Controleer de
starter en het starterkoord.
8 Controleer of de bouten en moeren en vastgedraaid zijn.
9 Controleer of de stopschakelaar werkt.
ONDERHOUD
3
4
7
8
9
Wekelijks onderhoud
1
2
5
6
1 Controleer of de trillingsdempingselementen niet
beschadigd zijn.
2 Smeer het lager van de koppelingtrommel.
3 Verwijder eventuele braam op de zijkanten van het
zaagblad met een vijl.
4 Maak de bougie schoon. Controleer of de afstand tussen
de elektroden 0,5 mm bedraagt.
5 Controleer de ventilatorschoepen op het vliegwiel.
Controleer de starter en de terugspringveer.
6 Maak de koelflenzen op de cilinder schoon.
7 Maak het vonkenopvangnet van de geluiddemper schoon
of vervang het.
8 Maak de carburateurruimte schoon.
Maandelijks onderhoud
2
1
5
6
1 Controleer de remvoering van de kettingrem op slijtage.
2 Controleer het centrum van de koppeling, de
koppelingtrommel en de koppelingveer op slijtage.
3 Maak de buitenkant van de carburateur schoon.
4 Controleer het brandstoffilter en de brandstofleidingen.
Vervang indien nodig.
5 Maak de buitenkant van de brandstoftank schoon.
6 Maak de binnenkant van de olietank schoon.
7 Controleer alle kabels en aansluitingen.
3
4
0,5 mm
7
8
3
4
7
– 35
Dutch