rooster de achterkant van de binnenkant van
de oven raakt. Plaats het rooster met de
handgreep naar u toe.
Bakplaat / Diepe schaal
Schuif de plaat tussen de geleidestangen van
de inschuifrail. Plaats de bakplaat met de
helling naar de achterkant van de binnenkant
van de oven.
9.2 Voedselsensor
Het meet de temperatuur binnenin het
voedsel.
Er moeten twee temperaturen worden
ingesteld:
•
- de temperatuur in het apparaat. Het
moet ten minste 25 °C hoger zijn dan de
kerntemperatuur van het voedsel.
•
- de kerntemperatuur van het voedsel.
Voor de beste kookresultaten:
• Ingrediënten moeten op
kamertemperatuur zijn.
• Niet gebruiken voor vloeibare gerechten.
• Tijdens het koken moet de naald van de
voedselsensor volledig in het gerecht
worden gestoken.
Koken met: Voedselsensor
WAARSCHUWING!
Er bestaat een risico op brandwonden als
de voedselsensor en de inschuifrails heet
worden. Raak de handgreep van de
voedselsensor niet met blote handen
aan. Gebruik altijd ovenhandschoenen.
1. Het apparaat inschakelen.
2. Selecteer de verwarmfunctie en, indien
nodig, de oventemperatuur.
18
NEDERLANDS
3. Plaats voedselsensor in de schaal:
Vlees, gevogelte en vis
Steek de hele naald van de
voedselsensor in het midden van het
vlees of de vis op het dikste gedeelte.
Stoofschotel
Plaats de punt van de voedselsensor
precies in het midden van de
ovenschotel. De voedselsensor moet
tijdens het bakken op één plaats worden
gestabiliseerd. Gebruik een solide
ingrediënt om dit voor elkaar te krijgen.
Gebruik de rand van de bakplaat om het
siliconen handvat van de voedselsensor
te ondersteunen. De punt van de
voedselsensor mag de bodem van de
bakplaat niet raken.
4. Steek de voedselsensor in het
stopcontact in het apparaat. Zie het
hoofdstuk 'Beschrijving van het product'.
Het display toont de huidige temperatuur van
de voedselsensor.
5.
- druk om de kerntemperatuur van de
sensor in te stellen.
6. Draai aan de regelknop om de
temperatuur in te stellen.
7. Druk op
.
8. Als het voedsel de ingestelde
temperatuur bereikt, klinkt er een
geluidssignaal. Controleer of het voedsel
klaar is. Verleng de bereidingstijd indien
nodig.