6.2
CV-installatie vullen
6.2.1
Verwarmingswater conditioneren
b
Attentie!
Mogelijke materiële schade door vorst!
Ontbrekende maatregelen voor de vorstbevei-
liging kunnen vorstschade aan de CV-installa-
tie veroorzaken.
> Leg de gebruiker uit hoe hij de CV-installa-
tie tegen vorst kan beschermen.
Het toevoegen van additieven aan het verwarmingswa-
ter kan materiële schade veroorzaken. Bij ondeskundige
gebruik van de volgende producten werden bij Vaillant
toestellen tot nu toe geen onverdraagzaamheden vast-
gesteld.
> Volg absoluut de aanwijzingen van de fabrikant bij
gebruik van additieven.
Voor de verdraagzaamheid van additieven in het overige
CV-systeem en voor de werkzaamheid ervan aanvaardt
Vaillant geen aansprakelijkheid.
Additieven voor reinigingsmaatregelen (aansluitend
uitspoelen noodzakelijk)
– Fernox F3
– Sentinel X 300
– Sentinel X 400
Additieven die permanent in de installatie blijven
– Fernox F1
– Fernox F2
– Sentinel X 100
– Sentinel X 200
Anti-vriesmiddelen die permanent in de installatie
blijven
– Fernox Antifreeze Alphi 11
– Sentinel X 500
> Informeer de gebruiker over de nodige maatregelen
als u deze additieven hebt gebruikt.
> Informeer de gebruiker over de noodzakelijke wijze
van vorstbeveiliging.
> Neem voor de voorbereiding van het vul- en aanvul-
water de geldende nationale voorschriften en techni-
sche regels in acht.
Installatie- en onderhoudshandleiding ecoTEC exclusiv 0020116694_01
Voor zover nationale voorschriften en technische regels
geen hogere eisen stellen geldt het volgende:
> U moet het verwarmingswater klaarmaken voor
gebruik,
– wanneer de volledige hoeveelheid vul- en aanvul-
water tijdens de gebruiksduur van het systeem het
drievoudige van het nominale volume van de CV-
installatie overschrijdt
of
– wanneer die in de hierna volgende tabellen ver-
melde richtwaarden niet worden gerespecteerd.
Totale hard-
heid bij
Totaal ver-
kleinste
warmings-
ketelverwar-
vermogen
mingsopper-
2)
vlakte
kW
mol/m3
Geen vereis-
< 50
ten of
< 3
1)
> 50 bis
2
£ 200
> 200 bis
1,5
£ 600
> 600
0,02
1) Bij installaties met circulatiewaterverwarmers en voor syste-
men met elektrische verwarmingselementen
2) van het specifieke installatievolume (liter nominale inhoud/ver-
warmingsvermogen; bij meerketelinstallaties moet het kleinste
individuele verwarmingsvermogen ingezet worden). Deze gege-
vens gelden alleen tot het 3-voudige installatievolume voor
vul- en bijvulwater. Als het drievoudige installatievolume wordt
overschreden, moet het water volgens de voorschriften van de
VDI worden bewerkt (ontharden, ontzouten, hardheidsstabilisa-
tie of spuien), zoals dit tevens met de grenswaarden in de tabel
9.3 wordt aangegeven.
Tab. 9.2 Richtwaarden voor het verwarmingswater: Waterhard-
heid
Ingebruikneming 6
Totale hard-
heid bij > 20
Totale hardheid
l/kW < 50 l/
bij > 50 l/kW
kW kleinste
kleinste ketel-
warmtever-
verwarmings-
mogen ketel
oppervlakte
2)
mol/m3
mol/m3
2
0,02
1,5
0,02
0,02
0,02
0,02
0,02
2)
31