Veiligheid Algemene Richtlijnen 1.1.1 Basisprincipes De wapeningsdetector voldoet aan de laatste stand van de technologie en de gestelde veiligheidsregels. Gelieve deze bedieningsinstructies aandachtig te lezen voor de eerste ingebruikneming. 1.1.2 Gebruik voor de juiste doelstelling De wapeningsdetector is geschikt voor niet-destructieve plaatsbepaling, meeting van de betondekking en bepaling van de diameter van de wapeningsstaven.
Productbeschrijving Model S (basisapparaat) De wapeningsdetector PROFOMETER 5 is een licht, compact apparaat voor een storingsarme lokalisering en meting van de betondekking en bepaling van de diameter van wapeningsstaven. Het meetprincipe berust op het pulserende inductie. Aanwijsinstrument. Universele sonde. Fig. 2.2 Modell S Het basisapparaat beschikt over de volgende functies: lokaliseren van wapeningsstaven...
Universele sonde 2.3.1 Werkwijze De universele sonde is afhankelijk van de richting. D.w.z. dat hij het gevoeligst reageert op staven die parallel aan de langsas lopen, en het minst gevoelig op staven die haaks op de langsas lopen. De sonde dient men daarom parallel aan de staven te plaatsen en voor het scannen zijdelings over de staven te bewegen.
2.3.3 Resolutie Fig. 2.4 Resolutie Bij betonelementen worden de metingen dikwijls door naastliggende staven beïnvloed. Voor parallele staven in dezelfde positie kan men in het diagram in Fig. 2.4 zien, bij welke kleinste staafafstand a de staven in relatie tot de dekking s nog afzonderlijk herkenbaar zijn. Voor snijpunten van staafafstand a en betondekking s boven de overeenkomstige kromme is de aktuele waarde de benaderende diepte van het wapeningsstaal.
Ingebruikname Aansluiten van de componenten • de universele sonde aansluiten op input A. • indien de sondenwagen ScanCar nodig is, deze aansluiten op input B. • indien U een koptelefoon gebruikt, dient deze aangesloten te worden op de bus met het koptelefoonsymbool.
Instellingen Het aanwijsapparaat beschikt over een menugestuurde bediening. Gelieve de aanwijzingen te volgen in het betreffende menu. • Na het indrukken van de toets MENU, verschijnt het hoofdmenu op de display : Uitsluitend bij Scanlog Menuoptie kiezen Gekozen menuoptie uitvoeren Beeïndigen van de functie Fig.
Correctie « naastliggende staaf » Er zijn bouwwerken waar de wapening dicht bij elkaar geplaats is, zoals in Tab. 5.2 op blz. 13 is aangegeven. Onder invloed van deze staven wordt bij een meting de betondekking te klein en de diameter te groot aangegeven.
Meting Meten met statistiek Met deze functie kunnen staven gelokaliseerd, de betondekking gemeten en de staafdiameter bepaald worden. De dekkingswaarden kunnen onder objectnummers opgeslagen worden. 5.1.1 Met binddraad verbonden wapeningsstaven Instellingen Zie ook « Instellingen » op blz. 7. • Geef de staafdiameter in.
Wapeningsstaven lokaliseren en betondekking meten Voor het lokaliseren van wapeningsstaven is de instelling van de diameter niet zo belangrijk, echter wel voor het meten van de dekking. Indien de wapeningsstaven in twee lagen geplaatst zijn, moeten steeds eerst de staven van de eerste laag gelokaliseerd worden. Indien de staven van de eerste laag te dicht bij mekaar liggen, dan is het lokaliseren van de staven in de tweede laag in deze omstandigheden praktisch onmogelijk.
Bepaling van de diameter. Zie « Met binddraad verbonden wapeningsstaven » op blz. 12. 5.1.2 Gelaste wapeningsmatten Het apparaat kan niet vaststellen of wapeningsstaven aan elkaar zijn gelast of met binddraad verbonden zijn. De beide wapeningssoorten geven bij gelijke afmetingen verschillende meetwaarden. Instellingen •...
Meetwaarden opslaan • Werk zoals beschreven onder « Meetwaarden opslaan » op blz.10. Bepaling van de diameter Zie « Gelaste wapeningsmatten » op blz. 14. Te geringe betondekking opsporen Deze functie is een hulp bij de volgende opgaven: controle na het ontkisten oplevering van het gebouw grondslag bij de beoordeling van saneringen.
Tab. 5.2 Minimum afstanden der staven in de 1 en 2 laag. Wanneer de minimum afstanden aangehouden worden, kan met een nauwkeurigheid gemeten worden, zoals in Fig. 5.5 vermeld. Fig. 5.5 Bepaling van de diameter Het resultaat van de diameterbepaling kan niet opgeslagen worden. B.
Uitvoering : • lokaliseer zorgvuldig de paralelle staven en markeer ze op het betonoppervlak. • Meet de staafafstanden op en voer deze in het menu «Correctie nevenliggende staaf» in. • Kies de functie « Meten met statistiek ». • Houd de sonde in de lucht en voer de RESET-procedure uit, zoals beschreven op blz. 9. •...
Pagina 16
x-as Cursor laag laag Richting van de sonde Betondekking van de 1 en 2 laag Vooraf ingestelde staafdiameter y-as Fig. 5.6 Voorbeeld voor een gemeten object. Instellingen Zie ook « Instellingen » op blz. 7. • Geef de staafdiameter van de 1 laag in.
Pagina 17
Meetprocedure Start met de toest END. Er verschijnt : • De rijrichting van de sonde bepaalt U met de toetsen ↓,→. • Begin met het rijspoor waar het element onderzocht moet worden. • Let er op dat het midden van de sonde maatgevend is voor het lokaliseren en meten.
5.5 Meten met raster Enkel model Scanlog Deze funktie dient om van een groot oppervlak de betondekkingen te tonen in grijs- of kleurtrappen. De kleinste dekking wordt getoond, gemeten in een rasterveld. Instellingen Zie ook « Instellingen » op blz. 7. •...
5.5.1 Meten met de mobiele sonde • Rij met de mobiele sonde (zie « ScanCar » op blz. 5) over het te meten vlak, waarbij het gekozen raster aangehouden wordt. Bovenste objectgrens Aantekenen van de rijsporen volgsn x-/y-raster Staaf van de eerste laag Linkse objectgrens Fig.
Pagina 20
Rijden over het meetvlak terwijl de betondekking getoond wordt. Legende : 6 Aanduiding van de rijsnelheid. De lopende balk dient zich binnen de schaal te bevinden. 7 Kleinste gemeten betondekking. 8 Actuele betondekking. 9 Symbool voor rijden en scannen. Fig. 5.16 Meetvlak na het meten. •...
5.4.1 Meten met de universele sonde Het meten met raster kan ook enkel met de sonde, d.w.z. zonder wegmeting (ScanCar) uitgevoerd worden. Hiervoor moet op het te meten betonoppervlak het x-/y-raster getekend worden. • Neem dezelfde instellingen als bij « Meten met de mobiele sonde » op blz. 18. •...
Fig. 5.18 Afdruk CyberScan object Fig. 5.19 Afdruk object « Meten met Raster ». 5.6.4 Object naar PC De gegevens kunnen met behulp van het op de Profometer geïnstalleerde programma naar de PC overgedragen worden. Richtlijnen in verband met de uitvoering zijn te vinden op de gegevensdrager. Gebruik voor de gegevensoverdracht de transfertkabel Art.
Onderhoud en opbergen Reiniging LET OP ! Het aanwijsapparaat en de meettoebehoren niet in het water houden of onder stromend water reinigen ! Gebruik voor de reiniging geen schuur- of oplosmiddelen. • Reinig na het gebruik het aanwijsapparaat en de meettoebehoren met een droge schone doek. •...