•
Bewaar de brandstof nooit in vaten die van binnen
verzinkt zijn.
•
Voeg geen additieven toe aan de brandstof.
Diesel
Cetaangetal: 45 of hoger
Zwavelgehalte: ultralaag (<15 ppm)
Brandstof
Diesel specificatie
ASTM D975
Nr. 1-D S15
No. 2-D S15
EN 590
ISO 8217 DMX
JIS K2204 Grade No. 2
KSM-2610
•
Gebruik uitsluitend schone, verse diesel of
biodiesel.
•
Koop brandstof in hoeveelheden die binnen
180 dagen kunnen worden gebruikt zodat u altijd
verse brandstof heeft.
Gebruik zomerdieselbrandstof (nr. 2-D) bij
temperaturen boven -7 °C en winterdieselbrandstof
(nr. 1-D of nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen
beneden -7 °C.
Opmerking:
Gebruik van winterdieselbrandstof bij
lage temperaturen biedt een lager vlampunt en een
lager stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en
vermindert de kans dat de filters verstopt raken.
Gebruik bij temperaturen boven -7 °C zomer- in plaats
van winterdieselbrandstof om de brandstofpomp
langer te laten meegaan en meer vermogen te
ontwikkelen.
Biodiesel
Deze machine kan ook gebruik maken van een
dieselmengsel tot maximaal B20 (20% biodiesel, 80%
diesel).
Zwavelgehalte: ultralaag (<15 ppm)
Biodiesel specificatie: ASTM D6751 of EN 14214
Gemengde brandstof specificatie: ASTM D975,
EN 590, of JIS K2204
Belangrijk:
Het aandeel diesel moet een ultralaag
zwavelgehalte hebben.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
Locatie
VS
EU
Internationaal
Japan
Korea
•
Biodieselmengsels kunnen gelakte oppervlakken
beschadigen.
•
Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met
een lager percentage in koud weer.
•
Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen,
die in contact met brandstof komen, omdat zij in de
loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast.
•
De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop
van tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt
op een biodieselmengsel.
•
Neem voor verdere informatie over biodiesel
contact op met een erkende Toro- distributeur.
Brandstof tanken
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak, laat de maai-eenheden neer, zet
de motor af, stel de parkeerrem in werking en
verwijder het sleuteltje.
2.
Maak de omgeving van de dop van de
brandstoftank schoon. Gebruik hiervoor een
schone doek.
3.
Verwijder de dop van de brandstoftank
46).
1. Dop van brandstoftank
4.
Vul de brandstoftank tot 6 tot 13 mm vanaf de
onderkant van de vulbuis.
5.
Draai de tankdop na het vullen stevig vast.
Opmerking:
gebruik indien dit mogelijk is. Dit beperkt
mogelijke condensvorming in de brandstoftank
tot een minimum.
De interlockschakelaars
controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
28
Figuur 46
Vul de brandstoftank na elk
(Figuur
g021210