Breng op elke verbinding een klemband met siliconen afdichtring aan.
➠
Zet de klemband met een parker vast aan de pijp op plaatsen die na installatie onbereikbaar zijn.
➠
Breng voldoende beugels aan, zodat het gewicht van de pijpen niet op het toestel rust.
➠
Verwijder de kap van de ventilatorunit.
➠
Maak een gat in de gevel voor het concentrische systeem (zie Afb. 3a voor de afmeting en Afb. 3b).
➠
Maak een gat in de gevel voor de mantelbuis van de stuurkabel van de ventilator (zie Afb. 3a voor de afmeting en Afb. 3b).
➠
Bevestig de ventilatorunit op de gevel (zie Afb. 3a voor de afmetingen en Afb. 3c).
➠
Maak het pijpstuk voor aansluiting op de ventilatorunit op maat.
➠
Zorg ervoor dat de juiste insteeklengte behouden blijft.
!Let op
Sluit het pijpstuk aan op de ventilatorunit.
➠
Let op
- Zorg ervoor dat de inlaat van de ventilatorunit goed aansluit op het concentrisch systeem;
- Zorg ervoor dat de stuurkabel precies zo wordt aangesloten als weergegeven in Afb. 3d om contact van de kabel
met de hete ventilator te voorkomen.
Sluit de stuurkabel aan op de kroonsteen (zie Afb. 3d).
➠
Breng de stuurkabel - voorzien van een mantelbuis - aan in de richting van het toestel.
➠
Kit de ventilatorunit rondom af met een geschikte kit (zie Afb. 3e).
➠
Plaats de kap terug op de ventilatorunit (zie Afb. 3f).
➠
Plaats het verbrandingsgasafvoerpijpje (zie Afb. 3g).
➠
Zet de kap vast met de meegeleverde parkers (zie Afb. 3h).
➠
7.3.1.2 Toepassing met dakdoorvoer
de dakdoorvoer kan in een schuin dak of in een platdak uitmonden. Bij doorvoer door het dak kan de ventilatorunit
naar keuze binnendaks dan wel buitendaks worden geplaatst. voor het buitendaks plaatsen is een aanvulling op de
ventilatorunit, de dakopbouwunit, nodig (zie de schematische weergave in afb. 2g en 2h).
7.3.1.2.1 Binnendakse plaatsing ventilatorunit
het plaatsen van het powervent® systeem gaat als volgt:
Controleer of het toe te passen concentrische systeem voldoet aan de minimaal en maximaal toegestane lengte (zie
➠
paragrafen 8.2.3 en 8.2.4 en bijlage 2 met technische specificaties).
Bouw het systeem op vanaf de aansluitstomp van het toestel.
➠
Plaats het verloopstuk op de aansluitstomp van het toestel.
➠
Plaats de meetunit (venturi) bij voorkeur op het verloopstuk.
➠
Sluit de concentrische pijpstukken en de bochten aan.
➠
Let op
Zorg voor de juiste montage van de klemband met siliconen afdichtring ter voorkoming van lekkage op de verbindingen.
Breng op elke verbinding een klemband met siliconen afdichtring aan.
➠
Zet de klemband met een parker vast aan de pijp op plaatsen die na installatie onbereikbaar zijn.
➠
Breng voldoende beugels aan, zodat het gewicht van de pijpen niet op het toestel rust.
➠
Plaats de strip voor het bevestigen van de beugels voor de ventilatorunit (zie Afb. 4a, 1).
➠
Zet de beugels voor de ventilatorunit vast aan de strip (zie Afb. 4a, 2).
➠
Verwijder de kap van de ventilatorunit.
➠
Plaats de ventilatorunit op de beugels.
➠
!Tip
De ventilatorunit kan gedraaid en hierdoor op vier manieren op de beugels geplaatst worden. Kies de manier die voor
u het handigst is.
Zet de ventilatorunit vast met de meegeleverde parkers.
➠
Sluit de stuurkabel aan op de kroonsteen (zie Afb. 4b).
➠
!Let op
Zorg voor voldoende lengte van de stuurkabel in verband met onderhoudswerkzaamheden.
- Zorg ervoor dat de stuurkabel precies zo wordt aangesloten als weergegeven in Afb. 4b om contact van de kabel
Let op
met de hete ventilator te voorkomen;
- Zorg ervoor dat de kap op de juiste manier op de ventilatorunit wordt geplaatst, zodat de uitmonding van de venti-
lator aansluit op de uitmonding van de kap.
NL
8
®
p o w e r v e N t
- I N s ta L L at I e h a N d L e I d I N g