®
p o w e r v e N t
- I N s ta L L at I e h a N d L e I d I N g
de diameter van het concentrische powervent® systeem bedraagt 60 / 100 mm. dit systeem wordt met behulp van
een verloopstuk aangesloten op de aansluitstomp van het toestel.
- Gebruik voor het PowerVent® systeem uitsluitend het door DRU geleverde concentrische verbrandingsgasafvoer-
Let op
materiaal. Dit systeem is samen met het toestel gekeurd. DRU kan de goede en veilige werking van andere systemen
niet garanderen en accepteert hiervoor geen verantwoordelijkheid;
- Houd rekening met de minimale lengte van het PowerVent® systeem; zie paragraaf 8.2.3 en bijlage 2 met technische
specificaties;
- Houd rekening met de maximale lengte van het PowerVent® systeem; zie paragrafen 8.2.4 en 8.2.5 en bijlage 2 met
technische specificaties;
- Plaats het verloopstuk direct op de aansluitstomp; zie Afb. 1, G;
- Plaats de meetunit (venturi) binnen 1 meter, bij voorkeur vertikaal, vanaf de aansluitstomp; zie Afb. 1, F;
- Plaats de ventilatorunit op de juiste wijze;
- Gebruik een stuurkabel voor het aansluiten van de ventilator die voldoet aan de hiervoor geldende norm;
- Plaats de stuurkabel van de ventilator in een mantelbuis;
- Zorg ervoor dat de elektrische leidingen vrij liggen van delen die warm worden;
- Houd een afstand van minimaal 50 mm aan tussen de buitenkant van het PowerVent® systeem en de wanden en/of
het plafond. Als het systeem wordt ingebouwd in bijvoorbeeld een koof, dient deze rondom uitgevoerd te worden
in onbrandbaar en hittebestendig materiaal;
- Gebruik gelakte luchttoevoerpijp bij installatie in vochtige ruimtes;
- Gebruik onbrandbaar en hittebestendig isolatiemateriaal bij doorvoer door brandbaar materiaal.
- De eerste 5 meter luchttoevoer rookgasafvoerbuis dient door middel van onbrandbare plaat van brandbaar ma-
teriaal afgeschermd te worden, indien de buis dichter dan 100 mm bij brandbaar materiaal komt. Indien de buis
hier rondom door brandbaar materiaal wordt omgeven, dient deze volledig omkokerd te worden met onbrandbaar
materiaal en de omkokering moet worden geventileerd.
- Warmtebruggen, door bijv. bevestigingsbeugels, dienen te worden vermeden.
- Voor grotere afstanden dan 5 meter dient een veiligheidsafstand tot brandbare materialen van 50 mm in acht te
worden genomen.
- De fabrikant kan geen aansprakelijkheid aanvaarden voor in beton gestorte of ingegraven afvoerbuizen, aange-
zien de buizen hierdoor onbereikbaar worden. Mocht u dat toch willen, dan adviseren wij het volgende: Ingeval de
afvoerbuis in beton wordt ingestort, dient deze omgeven te worden door een hittebestendige 200°C mantelbuis.
Ingeval de afvoerbuis door de grond wordt gelegd dient deze omgeven te worden door een duurzaam 200°C en
waterdichte mantelbuis. Het geheel dient op afschot (1cm/m) naar binnen te worden gelegd en er dient een con-
densafvoer te worden geplaatst, ook als dit volgens tabel 3 niet is voorgeschreven. Er mogen geen plaatsen zijn
waar eventueel condenswater niet afgevoerd kan worden. Er dienen zo nodig maatregelen genomen te worden om
te voorkomen dat regen- of beregeningswater in het systeem kunnen komen.
!Let op
- Zorg ervoor dat de ventilatorunit bereikbaar is voor onderhoud;
- Zorg voor voldoende lengte van de stuurkabel;
- Sommige hittebestendige isolatiematerialen bevatten vluchtige componenten, die langdurig een onaangename
geur verspreiden; deze zijn niet geschikt.
7.3.1.1 Toepassing met geveldoorvoer
Let op
De temperatuur van (de buitenkant van) het concentrische systeem kan bij de gevel 200 ºC worden.
het plaatsen van het powervent® systeem gaat als volgt:
Controleer of het toe te passen concentrische systeem voldoet aan de minimaal en maximaal toegestane lengte; zie
➠
paragrafen 8.2.3 en 8.2.4 en bijlage 2 met technische specificaties.
Bouw het systeem op vanaf de aansluitstomp van het toestel.
➠
Plaats het verloopstuk op de aansluitstomp van het toestel.
➠
Plaats de meetunit (venturi) bij voorkeur op het verloopstuk.
➠
Sluit de concentrische pijpstukken en de bochten aan.
➠
Let op
Zorg voor de juiste montage van de klemband met siliconen afdichtring ter voorkoming van lekkage op de verbindin-
gen.
7
NL