3
schoorstenen of vervuilde warme lucht. Voor een goede werking
heeft het toestel zuivere lucht nodig.
Geluidsaspecten
Beoordeel preventief het geluidseffect van het toestel ten opzichte
▶
van de site, rekening houdend met hoeken van gebouwen, geslo-
ten binnenplaatsen en afgebakende ruimten die de geluidsimpact
onder invloed van weerkaatsing kunnen versterken.
2.4
INSTALLATIERUIMTE (BINNENVERSIE)
De installatieruimte moet voldoen aan alle vereisten die zijn vastgelegd
in wetten, regels en voorschriften van het land en de plaats van installa-
tie inzake gastoestellen en koeltoestellen.
Niet installeren in een ruimte zonder ventilatie-openingen.
Kenmerken van de installatieplaats
De ruimte moet zijn voorzien van vaste ventilatie-openingen met
▶
een oppervlakte die ruim genoeg is voor regelmatige doorstro-
ming van lucht voor ventilatie en eventueel voor verbranding (als
de installatie van de variant B-is).
Het aanzuigen van verbrandingslucht kan worden geleid vanaf de
▶
buitenzijde (installatie variant C).
De uitlaat van gassen moet naar buiten worden gekanaliseerd. De
▶
mond van de schoorsteen mag niet in de onmiddellijke nabijheid
van de openingen of luchtinlaten van gebouwen komen en moet
voldoen aan de milieunormen.
2.5
MINIMALE AFSTANDEN DIE GERESPECTEERD
MOETEN WORDEN
Voor de variant zowel van binnenaf als van buitenaf:
Afstanden tot ontvlambare of brandbare materialen
Houd het toestel uit de buurt van ontvlambare of brandbare ma-
▶
terialen of componenten, in overeenstemming met de geldende
normen.
Afstanden rondom het toestel
De minimale afstanden die men moet naleven, vermeld in afbeelding
2.2 p. 19 (behalve indien er strengere normen zijn), zijn vereist voor
de veiligheid, de werking en het onderhoud.
3
HYDRAULISCHE INSTALLATIE
3.1
WAARSCHUWINGEN
Algemene waarschuwingen
Lees de waarschuwingen in hoofdstuk III p. 4 : hierin staat
belangrijke informatie over de normen en de veiligheid.
Conformiteit met de installatienormen
De installatie moet in overeenstemming zijn met de geldende
normen die van toepassing zijn, op basis van het land en de
plaats van de installaties, voor wat de veiligheid, het ontwerp,
de uitvoering en het onderhoud betreft van:
verwarmingsinstallaties
koelinstallaties
gasinstallaties
Handleiding voor installatie, gebruik en onderhoud – GAHP GS/WS
Afbeelding 2.2 Te respecteren afstanden
2.6
STEUNBASIS
Constructieve kenmerken onderstel of vloer
Plaats het toestel op een vlak, genivelleerd oppervlak uit brandver-
▶
tragend materiaal dat het gewicht van het toestel kan dragen.
Voor de variant vanaf buiten:
(1) - installatie op de begane grond
Wanneer er geen horizontale steunbasis is, moet men een onder-
▶
stel in vlak, genivelleerd beton maken, dat aan elke zijde minstens
100-150 mm groter is dan de afmetingen van het toestel.
(2) - installatie op een terras of een dak
Het gewicht van het toestel opgeteld bij dat van het steunvlak
▶
moet gedragen worden door de structuur van het gebouw.
Zorg indien nodig voor een looppad rondom het toestel om de toe-
▶
gankelijkheid ervan te waarborgen.
Trillingwerende steunen
Hoewel de trillingen van het toestel beperkt zijn, kunnen er toch re-
sonantiefenomenen optreden wanneer het toestel op een dak of een
terras wordt geïnstalleerd.
Gebruik trillingwerende steunen.
▶
Voorzie ook trillingwerende verbindingen tussen het toestel en de
▶
hydraulische leidingen en gasleidingen.
rookgasafvoer
afvoer van condens van rookgassen
Bovendien moet de installatie in overeenstemming zijn met de
voorschriften van de constructeur.
3.2
HYDRAULISCHE INSTALLATIE
Primaire en secundaire circuit
In vele gevallen is het goed om het hydraulisch systeem (warme
▶
zijde) in twee delen onder te verdelen, het primaire circuit en het
Hydraulische installatie
19