Bandenspanning controleren
De voor- en achterbanden moeten een spanning van
138 kPa (20 psi) hebben. Controleer de bandenspanning bij
het ventiel (Fig. 25) om de 25 bedrijfsuren of jaarlijks,
waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. De
bandenspanning kan het best bij koude banden worden
gecontroleerd.
Figuur 25
1. Ventiel
Benzine aftappen uit de
brandstoftank
Gevaar
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
Tap de benzine af uit de brandstoftank wanneer
de motor koud is. Doe dit buiten op een open
terrein. Eventueel gemorste benzine opnemen.
Rook nooit als u benzine aftapt en blijf uit de
buurt van open vuur of als de kans bestaat dat
benzinedampen door een vonk kunnen
ontbranden.
1. Parkeer de machine zo dat de linkervoorkant iets lager
staat dan de rechterkant, zodat alle olie uit de tank kan
lopen.
2. Schakel de aftakas uit.
3. Zet de rijsnelheidshendel in de neutraalstand.
4. Stel de parkeerrem in werking.
5. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
6. Verwijder het contactsleuteltje.
7. Open de motorkap.
8. Druk de uiteinden van de slangklem naar elkaar toe en
schuif de slangklem over de brandstofslang in de
richting van de brandstoftank (Fig. 26).
1
1. Slangklem
m-1872
2. Brandstofslang
9. Trek de brandstofslang van het brandstoffilter (Fig. 26)
en laat de benzine in een jerrycan of opvangbak lopen.
Opmerking: Omdat de tank nu toch leeg is, is dit een
uitstekend moment om het brandstoffilter te vervangen.
10. Steek de brandstofslang op het filter.
11. Schuif de slangklem dicht tegen het filter om de
brandstofslang en het filter vast te zetten.
Brandstoffilter vervangen
Vervang het brandstoffilter om de 100 bedrijfsuren of
jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden aan-
gehouden. U kunt het brandstoffilter (Fig. 26) het best
vervangen als de brandstoftank leeg is. Na verwijdering
nooit een vuil brandstoffilter opnieuw aan de
brandstofslang monteren.
1. Schakel de aftakas uit.
2. Zet de rijsnelheidshendel in de neutraalstand.
3. Stel de parkeerrem in werking.
4. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
5. Verwijder het contactsleuteltje.
6. Open de motorkap.
7. Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar toe
en schuif ze weg van het oude brandstoffilter (Fig. 26).
8. Verwijder het filter van de brandstofslang.
9. Monteer een nieuw brandstoffilter en schuif de
slangklemmen terug tot dicht bij het filter.
10. Sluit de motorkap.
28
2
1
3
Figuur 26
3. Filter