INstallatIe
elektrische aansluiting
L kan een zekering voor de aangesloten verbruikers tussengescha-
keld worden (zie ook het aansluitschema van de warmtepomp).
5.2
Aansluiting van het toestel
De kabeldoorvoeren op de wandbehuizing zijn geschikt voor stijve
en flexibele elektriciteitskabels met een buitendiameter van 6 tot
12 mm.
f Leg de flexibele elektrische leidingen in installatiebuizen of
kabelkanalen.
De net- en laagspanningskringen zijn bouwkundig in de wandop-
bouwbehuizing gescheiden ondergebracht.
Materiële schade
!
Installeer de BUS-kabels, de netaansluitkabel en de sen-
sorkabels gescheiden van elkaar.
1
2
1 Voorste kabelinvoer voor netspanning
2 Achterste kabelinvoer voor laagspanning
f Voer de elektrische leidingen van de laagspanning van on-
deraf in de achterste kabelinvoeren van het toestel.
f Voer de elektrische netaansluitkabels van onderaf in de voor-
ste kabelinvoeren van het toestel.
f Let er bij de aansluiting van de netspanning op dat de aard-
leiding volgens de voorschriften aangesloten wordt.
f Bevestig alle elektrische leidingen direct onder de wandbe-
huizing met de bijgeleverde rode spieën.
Info
De rode spieën dienen als bevestiging voor de elektrische
leidingen.
f Gebruik de rode spieën niet als trekontlasting.
Materiële schade
!
f Draai alle schroeven op de aansluitklemmen vast. De
schroeven op klempunten zonder bedrading moeten
eveneens vastgedraaid worden.
www.stiebel-eltron.com
WPM |
5